4
De twee bemanningsleden moesten bii het lossen hard aanpakken. Als dit gebeurd was. moesten de
volgende ladingen keileem in bakken worden gestort. Een sleepboot bracht die naar een kraanponton.
Hierop stond een rijdende kraan. Er werkte een vaste ploeg met o.a. een machinist en een kraandrijver.
Als de bak met keileem langszij lag (wat bij slecht weer niet makkelijk was), kwam de kraandrijver
in actie, nadat de machinist de stoommachine op stoom had gebracht. De kraandrijver kon ongeveer
elke minuut een hap van 2 tot 2,5 m3 keileem uit de bak grijpen en lossen. Er lag één kraanponton
aan de kop van de te maken dijk en een tweede lag wat naar achteren. Beide lagen door het eigen
werk beschermd tegen de stroom. De eerste kraan bracht de keileem boven water, de tweede kraan
werkte het dijklichaam tot de juiste hoogte op. Er werkten ongeveer twaalf kraanpontons bij de
dijkwerken van de polder.
"Uren lang draaide je", volgens kraandrijver Van Mikkum, "van de bak naar de dijk en weer terug.
Je laatje kraanarm uitzwaaien tot boven de bak met keileem, dan laatje de kleine rem vieren en de
grijper valt met een smak omlaag in de keileem. Vervolgens trek je aan de grote rem en de kaken
van de grijper gaan naar elkaar toe. Weer trek je aan de kleine rem, het kamwiel in het kraanhuis
vliegt ratelend achteruit en de grijper komt uit de bak omhoog. Dan draai ik het kraanhuis, aldus Van
Mikkum, de grijper zweeft boven het water en komt weer tot stilstand boven de dijkkop. Dan trek
je weer aan de grote rem, de grijper gaat open en de keileem valt met een plof omlaag. De enige
onderbreking was het wisselen van de bakken of het wachten op een volgende bak. Dan was er ook
even contact met anderen. Ook het verhalen van de kraanponton bracht verandering in de gang van
zaken. Daarna ging het weer voort totdatje aan je Beurt was. Een andere ploeg nam dan je plaats
in met soms een andere kraan. Jou kraan werd in de tussentijd nagekeken."
Wir-RINGEN. HET SLUITEN DER Wl E RI NG E R M E R DJ l<