60
had vroeger een dienstmeisje. Zij heette Neel Braak, van de kermis
familie. Neel moest al op haar elfde in dienst bij een boer. Het moest
daar zo verschrikkelijk zijn geweest, dat ze blij was toen ze bij Opoe
kon werken. Ze zei weleens: “of ik in de hemel ben”. Opoe maakte
het altijd heel gezellig. Ze mocht graag voordragen en daardoor kreeg
Neel ook de smaak te pakken. Terwijl ze samen bezig waren, hoorde
je ze vaak liedjes zingen en soms ook voordragen. Dat heb ik horen
vertellen, leuk hè!
Tante Trien, een zus van mijn moeder die verlamd was, kwam ook
weleens bij ons in huis. Zij werd dan met bed en al bij ons gebracht.
Dat was wel zo'n leuke tante, ze leek op mijn moeder. Toen tante bij
ons was, lag ze bij ons in de kamer en onverwachts kwam ouwe Dirk
Hollander binnen en zonder op te kijken, zei hij: “nou vrouw Pepping,
ik feliciteer je met de kleine!” Tante Trien vond dat prachtig, na die tijd
vroeg ze altijd: “En, hoe is het met poep Hollander?” Als je langs de
deuren ventte met kielegoed dan werd je vroeger poeppezak
genoemd, vandaar die bijnaam.
Bij ons aan de overkant woonde de familie De Boer, de slager. Zij
hadden een ongelukkig jongetje Gertje. Hij kon niet praten en lag altijd
in zijn bedje. Als de familie de Boer eens weg moest, werd Gertje bij
ons gebracht en stond het bedje in de voorkamer. Bij De Boer hadden
ze leuke boeken. Ria en ik waren daar gek op, dus als wij soms bij
hun thuis op Gertje moesten passen vonden wij dat prachtig. Dan
B f,