kapsalon en hoopte op die manier niet tewerkgesteld te worden in
Duitsland. Dat hielp niet. Hij werd opgeroepen en durfde niet onder
te duiken. Hij ging naar W uppertal, waar hij verschrikkelijke
bombardementen heeft meegemaakt, maar hij heeft het overleefd.
Hij wilde hier nooit iets over vertellen, zelfs niet aan zijn vrouw Gré.
Nog wel een verhaal van horen zeggen: J.v.d.P. had in die
oorlogstijd een vriendinnetje in Obdam, Bets Molenaar van Bruun de
kruidenier. Het was een stikdonkere nacht en er was geen
verlichting, nergens een glimpje licht. Opeens kwam er geluid van
de steile slootkant: "Hé daar, help, ik ben in de sloot gerold en ik
kom er niet meer uit. De kant is te steil en mijn winterjas is zo
verrekte zwaar van het water". Ome Jan hielp de man een handje
de kant op en vroeg: "Moet je nog ver?". "Nee", zegt die man, "ik
ben te biljarten geweest en ik ben Jan Stuifbergen". Nou, toen
hebben ze wat afgelachen, die twee zwagers, wat ze toen
ontdekten.
Nog een verhaal: in Obdam was het zoals overal geen vetpot, maar
niemand had echt honger, er werd veel aan ruilhandel gedaan.
Knippen voor een pakkie zelfgemaakte boerenboter of een ake rtj e
melk. De één kwam met een kosie bieten of wortelen van het land,
de ander weer met een geplukte kip. Zo kwam Rambach, de
kastelein, met een stukje gebraden vlees. Hij vroeg aan Jan van der
Peet: "Ook een stukje, Jan?" Nou, dat ging er smakelijk in. Nadat hij
het op had, vroeg Tambach aan ome Jan: Nou, hoe smaakte de
k at? waarna Jan met een noodgang naar de wc moest om de boel
eruit te kotsen. Tambach stond toen al bekend als kattenmepper.
Ik mocht met mijn vader naar Groot in Spierdijk. Op de dars
(binnenschuur) van zijn boerderij stonden verschillende soorten
paardenkarren en koetsen. Ik kon daar prachtig in spelen terwijl mijn
vader een koppie dronk met de familie.
Thuis kwam er wel eens een vrijgezelle vriend van tante Mien (Theo
Borst) met een boomstam of een oude spoorbiels aan op zijn
schouder, voor de kachel. De dag erna werd er driftig gehakt in de
schuur. De ratten en muizen vlogen dan alle kanten op. Theo zei
dan: W aar dan? Ik zie niks Mijn vader maar om zich heen slaan
met de bezem. Later werd Theo zo n beetje de huisvriend en helper
21