tijden. Vrouwen mochten in die tijd absoluut geen blote-benen-
kousen dragen, de zogenaamde nylonkousen. Dat paste wederom
niet in het katholieke plaatje. Lien Groot, die geen zin had om zwarte
kousen tijdens het wandelen te dragen loste dat handig op. Zonder
hier thuis over te reppen, nam ze de blote-benen-kousen mee in
de tas. Uit het zicht van pa en ma werden de kousen omgewisseld
en gold de leus, wat niet weet, wat niet deert,
Bert Schol van de Pagenlaan was ook een trouwe wandelaar. Bert
was volgens Piet een echt geinig type, die van grappen en grollen
hield. Op een keer stond tijdens een van de vele wandelingen een
geit aan een kuurpen op het wandelpad. Op het moment dat Bert
Schol de geit wilde passeren trok die geit net het touw strak en Bert
buitelde daaroverheen. Tegen een wildvreemde man, die toevallig in
de buurt stond riep Bert: Jij daar, jij hebt die geit daar neergezet!
De verbouwereerde man stamelde: "die geit is helemaal niet van
m ij W aarop Bert riep: Oh nee? Maar als je wel een geit had
gehad, dan had je die geit hier zeker neergezet.
Bert kraamde tijdens het wandelen keer op keer allemaal nonsens
uit. Zo kwamen ze gaandeweg een ijscoman tegen. Bert kocht een
ijsje en volgens het reclamebord zou dit honderd procent zuiver
roomijs zijn. Bert zei tegen de verkoper: In dit ijs zit net zoveel room
als in mijn fiets. ^V aarop de verkoper zei Man wat weet jij daar
nou van?" Bert weer op zijn beurt: "Nou, jij weet toch ook niet
hoeveel room er in mijn fiets z it? Bert zwetste er maar op los, maar
hij zorgde voor veel lol en vermaak tijdens het wandelen.
Piet weet zich nog woordelijk een grappig wandelliedje te
herinneren.
En we lagen voor Madagskar
En wij hebben de pest aan boord,
In de vaten vervuilde het water
En aldra ging er een overboord
(hiermee werd een zeemansgraf bedoeld)
Ahoy, kameraden ahoy, ahoy,
De volgende karakteristieke wandelliedjes zullen velen nog wel
herkennen.
32