KERSTMIS 1949 naar voren met een blik van: "Kijk, ik mag er ook wel zijn". Dagelijks 62 In een lief klein dorpje vlakbij zee en duinen woonde eens een groot gezin, zeven kinderen met hun ouders. De oorlog was net voorbij. Van de feestdagen werd veel werk gemaakt. Het vierde kind, een meisje, was tien jaar oud en verheugde zich erg op die dagen. Kerstmis brak aan. Het gezin was Katholiek, dus gingen ze naar de nachtm is. De moeder bestelde rond vijf december, bij de koster die tegenover het gezin woonde, een aantal klapstoelen voor in de kerk. De stoelen stonden in het middenschip, van voor naar achter. De vrouwen aan de linkerkant, de mannen aan de rechterkant. Zo waren ze verzekerd van plaatsen. Om 4:15 uur luidden de klokken voor de eerste nachtmis. De kinderen werden uit hun slaap gewekt. Bleek van de slaap en bibberend stonden ze in de koude kamer om zich mooi aan te kleden. Om 4:45 uur liepen ze door de donkere nacht naar de kerk. Het meisje aan de hand van haar vader, waar ze zoveel van hield. Een enkele keer had het gesneeuwd en knisperde de sneeuw onder hun schoenen. In de kerk aangekomen zat die bomvol mensen. Maar het meisje had niets te vrezen: haar stoel stond voor in de kerk al klaar. Trots, met opgeheven hoofd, liep ze maakte ze het klasse verschil mee. W ant zij was maar een arbeidersdochter. De nachtmis was erg indrukwekkend. Er was een mis met drie heren, de kerstliedjes zong ze uit volle borst mee. Er waren drie missen achter elkaar. Eindelijk werd het zeven uur en ging de kerk uit. Op het plein wenste iedereen elkaar een zalig kerstfeest. Bij haar thuis aangekomen waren de gordijnen open, de kamer werd verlicht door de vele brandende kaarsen. Haar adem stokte. Zo vredig! De kamer was nu heerlijk warm door de kolenkachel. De tafel was gedekt met heerlijke dingen. Na afloop zong het gezin met elkaar kerstliedjes. Het waren de mooiste kerstdagen uit haar leven. Ik weet het zeker, want dat meisje was ik. Ria Heijne_Hollander, Uitgeest

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2013 | | pagina 63