Niek zei: "Durf je mij dat wel toe te vertrouwen?" Vader zei: "Jij bent de enige, die ik dat kan toevertrouwen". Niek Bult moest zorgen voor Hij zei: "les, voordat zij hun gang kunnen gaan, gaan er een paar aan. Wees maar niet bang." Maar ja... mijn vader, zoals ik hem aardbeienveld. Hij zei: "Eten wat je eten kunt!" Nou, hoeveel Ik denk dat mijn vader een hele goede mensenkenner was, want hij heeft het goud aan Niek B ult gegeven, die vertr ouwde hij volkomen. bonnen en eten. Oud goud was het, ja ik denk ook sieraden, maar ook sloopgoud of smeltgoud. Niek Bult heeft dat meegenomen naar huis en onder de hooiberg begraven. Als er dan weer geld nodig was, werd er weer wat verkocht. Jan Brasser kwam daar ook. Hij viel me op, omdat hij zo groot was en dan met dat helblonde haar. Hij is een imponerende persoonlijkheid en dat was hij toen ook al. Hij was toen een jaar of 35. Hij kwam veel met mijn vader in contact, omdat hij voor overvallen en toestanden in Amsterdam betrouwbare vluchtadressen moest hebben. En mijn vader wist als koopman veel goede mensen in Amsterdam. Zo kwam ik dus in contact met Jan Brasser, oftewel W itte Ko. Wij werkten ook op dat onderduikadres. Wij zaten daar met de hele familie te spinnen. Ik moest onder andere wol wassen. Nou, dat was een berenwerk! De wol moest drie keer uitgespoeld worden in de ammoniak. Ik had daardoor bijna geen huid meer op mijn handen. Daarna moest het op grote haspels gedraaid worden. En daarna op de bleek. Mijn moeder heeft daar nog van z itt en breien. Het gebreide werd dan weer verkocht en dat was mooi meegenomen. Jan kreeg op een gegeven moment zo vreselijk veel medelijden met mij, omdat ik nooit buiten kwam en in en in wit zag. Hij heeft mij op een keer meegenomen achter op de fiets, na veel tegenstribbelen van mijn vader. Mijn vader was namelijk bang, die wilde niet dat iemand mij zag. Toen liet Jan een groot pistool zien aan mijn vader. kende, zal wel stijf van de zenuwen gestaan hebben, maar uiteindelijk mocht ik toch mee. Jan nam me mee naar een aardbeien ik die middag midden in dat veld heb gegeten, weet ik niet meer. Maar het waren er heel veel. Het was heerlijk om een poosje in vrijheid te zijn. Ik was niet erg veel verkleurd die middag en dat vond Jan wel een beetje jammer, maar daar wist hij wel wat op. Hij nam tw ee aardbeien en smeerde mijn hele gezicht in, zodat er 59

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2013 | | pagina 60