juiste papieren. Ze zeiden dus van: "Die woont hier en die woont hier
attesten zien. Toen zeiden ze: "Oh, zeker van Jodendokters". "Nee",
zei ze, "niet van Jodendokters maar van Christen-dokters". "Oh,
kunnen we die Jodin toch niet meenemen?" "Nee, die Jodin mag
niet vervoerd worden". Ze vroegen naar Louis Haringman. Toen zegt
die vrouw, "Nou die is niet goed bij zijn hoofd. Als die glimmende
knopen ziet, dan vliegt hij mensen aan". Mijn moeder zei niks, die
een razzia, maar de letter volgend hè, dus op alfabet. Het was nogal
moeilijk te vinden bij ons. Ons huis had een portiekje en beneden in
dat portiekje zat een kapper en die had een dubbele deur gemaakt.
En daar woonde een buurvrouw, dat was een Christenvrouw en die
had een wit schort en deed zich voor als verpleegster. Mijn moeder
lag als patiënt op bed met een stelletje valse attesten over haar
benen en Joost mag weten wat nog meer.
Mijn vader lag in het ziekenhuis om de hoek in het Joodse
ziekenhuis, met zogenaamde hartklachten. Dat ziekenhuis was
overvol, want ze sliepen zelfs in de badkuipen, maar alles wat toen
ziek was werd nog niet opgepakt. En toen kwamen zij dus op naam
zoeken, en dat was erg gevaarlijk. W ant bij een razzia had je nog
wel eens de kans om met wat bravoure of hoe dan ook, eronder uit
te komen. Maar nu ze op naam kwamen zoeken, kwamen ze met de
en die woont hier. Waar zijn die? Opstaan! Hup mee, weg!" Zo ging
dat. En ik lag op de divan in de voorkamer en achter de slaapkamer
van mijn ouders lag mijn broer. Mijn moeder lag op haar eigen bed.
Toen kwamen ze dus voor ons. Nou, wat ik toen gevoeld heb, hoop
ik nooit meer te voelen. Pure doodsangst! Ik dacht dat mijn hoofd
twee keer zo groot was. Dat gevoel had ik. Ik kon dus niet alles
horen, wat er gezegd werd, maar ik lag wel zo met één oog te
kijken. Zij vroegen eerst naar mijn vader Israel Haringman. Maar die
lag dus in het ziekenhuis. Vervolgens vroegen ze naar Marianne
Frank, mijn moeder, en die lag dus op bed. De C hristenvrouw liet de
lag net als een gek, achterlijk te glimlachen. Die vrouw deed het
woord. Ze stonden een tijdje te debatteren, of ze die Jodin wel of
niet weg moesten halen. En door dat gepraat hebben zij mijn naam,
Roos Haringman, waarschijnlijk verder vergeten. En ze gingen weer
weg. Het wa ren drie man en... H ollanders! Hun gezichten heb ik niet
gezien, vanuit de voorkamer zag ik alleen de ruggen van die kerels.
Gelukkig, want als zij zich omgedraaid hadden, hadden ze mij
gezien. De hele situatie vergeet ik nooit meer!
52