begonnen ook de razzia's en Joodse Raad en al die toestanden. Ik heb razzia's gezien, ik heb gezien, dat de Joodse Raad in zijn geheel werd opgepakt. Bij één van die razzia's zat mijn vader in de Joden waren! Mijn moeder zei "Nee". Nu had je vroeger van die kapstokken met zo'n kleed er achter. De Duitser verontschuldigde achter zat. Hij zag ons in de kamer zitten en vroeg: "Zijn dat uw kinderen?" "Ja", zei mijn moeder. Hij salueerde weer en ging weg! Ik haast niets meer terecht, want ik zat 's avonds tot heel laat op het gekregen en daar zat een gouden kastje omheen. Ik had het horloge pas een paar weken, toen er opeens een nikkelen kastje omheen zat. Dat had mijn vader geregeld. Joden moesten al hun goud inleveren, maar vader had zijn goud natuurlijk niet ingeleverd. Met een gouden horloge kon je natuurlijk gepakt worden. Toen diamantbeurs en mijn broer op het dak van ambachtschool. Ik was thuis met mijn moeder en een buurmeisje van amper 3 jaar. Ze kwamen bij ons en de mensen van de 3 etage waren al weg. De ouders van dat kind woonden op de 2 etage, maar dat kind wist het ook al; als de Duitsers komen, mondje dicht! Zo zaten wij met zijn tweeën samen bij het raam. Mijn moeder, in die tijd een hele knappe vrouw, was zogenaamd bezig. Ze kwamen aan de deur en die Mof ziet mijn moeder en salueert! Daarna vroeg hij of er hier Joden waren. Hij vroeg niet naar papieren, hij vroeg alleen maar of er zich, dat hij even het kleed optilde, kennelijk om te kijken of er iets wist toen al veel, ik zag ook dingen om me heen op straat gebeuren en ik hoorde mijn ouders natuurlijk praten. Ik zat op de openbare lagere school, in een klas waar ook veel Joodse kinderen in zaten. Die klas werd elke dag of week steeds kleiner. Van leren kwam toilet. Dat kwam uit op het trapportaal, dus er scheen geen licht naar buiten. Daar las ik dan de boekjes van Dick B os, want die waren zo spannend, dat je alles om je heen vergat. Maar ik raakte daardoor oververmoeid en ik kon op school helemaal niets meer opnemen. Maar ja, het was toen toch al een puinhoop. Een Joodse onderwijzer, die zijn gedachten er ook niet bij kon houden en een klas die steeds kleiner werd. En we wisten toen alles, hoor. Van het weghalen en het vervoer naar Duitsland toe. Alleen dat van die vernietigingskampen, dat wisten wij toen nog niet. Ik wist alleen, het kon je het leven kosten. Dat wist ik toen wel, zo wijs was ik wel geworden. Je bleef niet lang kind in die tijd. In zulke toestanden niet, dat bestaat niet. Daarna zijn ze nog een keer geweest maar niet met 51

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2013 | | pagina 52