dat dat spul gestolen was van onze boeren; "gevorderd" heette het
van het "Groot Germaanse Rijk".
"gevorderd". En de gemeente moest die vordering toen zelf
P.A van der Steen
45
HET LAATSTE OORLOGSJAAR
Het was maart 1945 dat mijn broer Cor, zijn vriend Ad V alkering en
ik, een mooi veenputje hadden in het Oosterveld, tussen het Limmer
Die en het Heilooer Die. De turfjes die wij daar staken waren van
hoge kwaliteit en zaten niet diep. De natuur was al volop bezig
zichzelf te versieren en de weidevogels betwistten elkaar het
mooiste plekje voor het leggen van de eieren waaruit de volgende
generatie geboren moest worden.
Hoog boven ons klonk een ander geluid: de oorlog. Grote drommen
Amerikaanse vliegende forten waren op weg naar Duitsland met
maar één doel: steden platgooien en daardoor zoveel mogelijk
verwarring en paniek zaaien onder de bevolking, teneinde ze zover
te krijgen dat ze hun trouw aan de Führer zouden laten varen en in
opstand zouden komen tegen dat steeds maar doorgaan met die
toch al verloren oorlog.
Want verloren was hij, dat wisten wij allemaal, dat kon niet meer
misgaan. De D uitse soldaten van het bezettingsleger in Nederland
staken nauwelijks nog een poot uit en verheugden zich al op het
moment dat hun Führer het loodje zou leggen, dacht ik toen. Eén
teken daarvan had ik: er kwam een mof naar mij toe met een paard
en wagen, hij bood mij dat paard en wagen aan, in ruil voor een
colbertkostuum. Daar ging ik natuurlijk niet op in, want ik snapte wel
toen. En dat was legaal, vonden zij. Immers, wij moesten blij zijn dat
wij ook een kleine bijdrage mochten leveren aan de eindvoltooiing
Dat paarden vorderen waren wij al gewend in de Bataafse republiek
in 1795. T oen waren het de Fransen die de Bataven te hulp kwamen
en niet alleen het paard en de wagen inpikten, ook de voerman werd
uitv oeren.