IN GESPREK MET... PIET VAN DER STEEN
Amerika dacht: wat moeten we met zo'n arm Europa? Amerika had
export. "Maar wel op Scandinavië", zei ik tegen Piet Voorn, maar
dacht ik nog: "Goed zo, eigen schuld, dikke bult". Nu zie je dat
12
De oprichter van dit boekje, deel 2
Bevrijding, na 1945
Nederland was berooid en straatarm, Alles stond stil, zoals de
export, want er was niets om te exporteren, Er was alleen gewerkt
voor de Duitse oorlogsindustrie. Er moest nodig wat gebeuren.
erg veel tarwe, zoveel zelfs dat het overschot werd gebruikt om de
locomotieven op te stoken. Europa had een vreselijk gebrek aan
tarwe. Zweden had in de laatste maanden van de oorlog al een
beetje graan per bo ot via Friesland en Groningen naar Nederland
gestuurd. Trommels met zakjes meel, chocolade reepjes en
crackers werden gedropt. Hoe dan ook, de economie moest weer op
gang worden gebracht. Voor Limmen waren dat de bloembollen, een
prima exportartikel. ^Ve moesten ervoor zorgen dat wij de handel in
het buitenland verkochten.
Zelf had ik in de tijd een klein bloembollenbedrijf. Piet Vooren had
een klein exportbedrijf in Engeland. Ik dacht, dat is wat voor mij, die
hoe kom ik naar Denemarken? In Den Haag had je op het ministerie
de Sti chting Landbouw voor In- en Export van Landbouwproducten.
Daar heb ik verteld wat ik wilde. Zij zagen het wel zitten en
zodoende regelden zij een studentenruil. Een Deen naar Nederland
en ik kreeg een adres in Kopenhagen. Daar moest ik met de trein
naartoe, met de Scandinavië'express vanuit P arijs. Ik reisde samen
met een Hollandse jongen en een Deense dame. In die tijd had je in
Duitsland allerlei bezettingszones, Russische, Franse, Amerikaanse,
Engelse. Wij moesten door al die zones heen. Dat hield in dat je bij
elke zone moest uitstappen en dat alles werd geïnspecteerd.
Daardoor duurde die reis twee dagen. ^W at je in Duitsland zag, dat
was verschrikkelijk. Al les lag in puin. Het was echt heel erg. Toen
anders, die mensen hadden er ook niet om gevraagd. We moesten
van Fredricia naar Kopenhagen, dus over de Grote Beld. Daar lag
het nog vo l met brokken ijs, van die hele strenge winter van '46-'47.
Maar goed, ik kwam in Kopenhagen aan en ik moest naar 'Alekiste
Vej', dat ik uitsprak als "alekiste vee". Niemand kon mij helpen. Little
man.. what no w? Tot ik het adres aan een agent liet lezen. "Oh", zei