Jaargang nr. 24 2010
in een potje met vet zorgde voor een lichtje waarbij wij om de beurt
voorlazen uit boeken als Max Havelaar en Darwin's biologische
meesterwerken, die ik had gekocht bij de tweedehands boekwinkel
van Van Drunen in Alkmaar.
Maar deze keer hadden wij niks en het leven leek ieder uur
uitzichtlozer te worden. We stelden elkaar de vraag van: zou het nog
niet veilig zijn?. Een vraag die niemand van ons beantwoorden kon.
Wat wij niet wisten was dat de redding naderde. Toen er aan onze
ruif werd gemorreld, waren dat niet de moffen, maar twee jonge
meisjes namelijk Aagie Rietveld en Tinie de Winter. Zij droegen een
zware pan met overheerlijke brij en een stel lepels. Binnen de
kortste keren stonden wij buiten en als biggen rond de zeunis
smulden wij van dit goddelijk gerecht. De meisjes konden op onze
vraag hoe het stond met de razzia, meedelen dat zij geen moffen
meer gezien hadden. Voldaan en met dank voor de heerlijke brij,
keerden wij huiswaarts.
Wij hadden de les geleerd en al de volgende keren dat wij verbleven
in ons hol, was alles in orde en in de strenge winters veel warmer in
ons hol dan in de slaapkamer in huis
Het waren woelige tijden
In veel landen om ons heen heerste anarchie; de mensen werden
mondiger en de arbeiders werden het zat om altijd weer achterge
steld te zijn. Zij eisten verbetering van hun lot.
Maar hoe was dat in een dorp als Limmen? In Nederland was het
voor de arbeiders niet beter dan in de rest van de wereld, maar
opstandigheid kwam hier alleen in de grotere steden zo hier en daar
wel voor. In steden werd wel honger geleden in die dagen.
In Limmen bleef alles rustig; de lonen waren zeker niet beter dan in
de rest van het land maar de arbeiders hadden meestal een vrije
woning en een flinke moestuin achter het huis. Daarin kweekten zij
eigen groente en fruit. Ook hadden zij een toompje kippen, een paar
konijnen en soms ook nog een geit. Honger was er absoluut niet.
Politieke ambities hadden zij niet; pastoor Peepercorn hield de
touwtjes strak. Zijn kudde stemde RK.Staatspartj en niet anders.
8