Jaargang nr. 24 2010
een zeer oude wal. "Wat let ons", zei Ad, "daar kunnen wij een
prachtige schuilplaats maken en we hebben daar geen last van het
grondwater". Bovendien was het niet zichtbaar vanaf de weg.
Gewapend met schoppen, zagen en snoeischaar, gingen wij aan het
werk en groeven een gat van plus minus 2 meter breed en 4 meter
lang in de wal. Aan de noordkant was het taluut vrij stijl en er liep
een waterbeek langs. Dat vonden wij een geschikte plek voor de
ingang.
De dichtbij gelegen schietbaan werd onze hout leverancier. Alles
konden wij daarvan gebruiken: de dikste stammen voor het plafond,
iets kleinere voor de zijkanten, en takken en rijshout voor het
vlechtwerk ertussen. Een baaltje stro en een oud vloerkleed
maakten er een ondergronds kasteeltje van. Het geheel werd weer
toegedekt met zand en daaroverheen graszoden, wilde plantjes en
struikjes.
Aan de noordzijde hadden wij onze ingang. Dat was een roostertje
van gaas waarin wij takjes en plantjes staken, maar zo dat er
genoeg frisse lucht toegang kreeg tot ons onderaards verblijf. Het is
een keer gebeurd dat wij daarin met acht man verbleven.
Toen het sein op rood ging
Wij hadden een waarschuwingsysteem (hoe dat werkte zal ik later
weleens vertellen). Zo kwam het dat al zeer kort nadat ons hol klaar
was, het waarschuwingssein gegeven werd, in de vroege morgen zo
omstreeks vijf uur. Mijn broer Joop en ik werden wakker en waren
snel klaar om te vertrekken. Maar broer Cor was van nature een
avondmens, daar was absoluut om vijf uur 's morgens geen leven in
te branden. De toegangswegen naar het dorp waren afgezet met
schildwachten en ook in de straten en wegen patrouilleerden solda
ten.
Het was natuurlijk pikdonker maar de moffen hadden zaklampen en
hun taak was te zorgen dat iedereen binnen bleef om zodra het licht
werd de woningen te doorzoeken en de mannen die er voor in
aanmerking kwamen op te brengen.
Joop en ik begaven ons holwaarts, maar daarvoor moesten wij eerst
de Pagelaan en dan de Visweg oversteken om via de tuinen onze
schuilplaats te bereiken.
5