Jaargang nr. 24 2010
Moeder riep: "Lieve Heertje, wat doe je me aan? Al mijn spullen en
mijn goud!" (Dat goud was nog een erfenis van haar moeder, die
jong overleden is). Ik (Jans) stond verschrikkelijk te gillen en ik vloog
naar binnen om een wollen deken te
halen, maar ik kwam terug met twee
naaidozen. In plaats dat ik nou de
naaimachine had meegepakt! En
onze Johan die tikte nog een raam in,
wat het nog erger maakte, want hij
wilde het kastje van zijn uitzet halen. Maar alles was al verschroeid
en het werd levensgevaarlijk. We mochten niet meer naar binnen.
Achteraf weet ik ook nog dat iemand riep: "Pak wat je lief is!",
waarop ik schreeuwde: "Alles!". Daar stonden we dan, met zijn
negenen op straat. Coba en Trien waren toen al getrouwd.
We sliepen allemaal bij verschillende families en we aten dan hier,
dan daar. Nog een geluk dat na een dag of tien dit huis vrijkwam.
Hier woonde een heel oud stel en dat verhuisde naar Alkmaar. Toch
deed de gemeente nog heel moeilijk, omdat het huis eigenlijk al
verzegd was aan een jong stel dat wilde trouwen. Maar ja, wij
stonden met zijn negenen op straat! Maar gelukkig kregen we dit
huis. Het was toen niet zo groot, want het stuk hiernaast is
aangebouwd toen onze Piet ging trouwen. Toen we hier kwamen
wonen, had het beneden één slaapkamer en twee bedsteden in de
huiskamer. Boven was een kleine zolder. Voordat we erin trokken,
gingen Trien en Jans het huis schoonmaken. Dat was wat, we
hadden het duveltje flink opgestookt en een grote ketel regenwater
goed heet gemaakt en dan soda erin, want zeep was er niet. Maar
dat viel ons niet mee, want vuil dat het was! We keken elkaar aan en
zeiden: "moeten we hier in?". 's Avonds bij het eten vroeg iemand:
"Nou meiden, gaat het een beetje?", waarop we allebei begonnen te
huilen. Het was ook zo smerig! "Ach", werd er gezegd, "Maak eerst
maar een beetje schoon en daarna doen we er een verfie
overheen". Dus wij weer aan de gang. Eerst alles in de week zetten
en daarna de deuren boenen. Nou, het werd helemaal lichtgrijs, dus
zei ik: "Het lijkt wel dat ik nou al aan het verven ben".
Het enige dat er nog stond van de vorige bewoners was een stoffer
en blik. "Die konden we mooi gebruiken", hadden ze gezegd, maar
later kwamen ze die toch weer ophalen. Onze jongens konden in de
"Pak watje lief is!", waarop
ik schreeuwde: "Alles!".
22