Jaargang nr. 23 2009 Zij zou nooit vermoed hebben dat die bijl nog eens als gijzelaar zou dienen voor buurman. Kloeten Intussen was Jan Kuyper met zijn jongens op weg naar Akersloot om via de Molentocht, de Mientsloot en het Kerkemeertje op hun be stemming te geraken. Toen zij wat dicht langs de oever van het Slik- kedie voeren en Klaas aan bakboord stond te kloeten, uitte hij de kreet: "verrek, daar heb je de fuik van Bertus; ik stampte er dwars doorheen." De mannen kloetten vrolijk verder en maakten er grapjes over, zo met een houding van "na ons de zondvloed". En die zou komen. Toen zij weer thuis waren zei Klaas op een beetje onverschillige toon tegen Bertus: "Je hoeft niet naar je fuik hoor, je vissen zwemmen weer in het Overdie", en hij vertelde wat er gebeurd was. Haring ging naar z'n visfuik en haalde het vernielde ding boven water. Woedend roeide hij terug naar 't Stet en bij elke stap in het Pruikenlaantje op weg naar de Middenweg leek de woede toe te nemen. Hij stapte regelrecht naar Jan Kuyper, hield hem het zielige restje van de fuik voor en eiste op hoge toon dat hij dat zou vergoe den. De scheldkannonade De schipper bleef eerst nog even kalm en probeerde uit te leggen dat Klaas er niks aan kon doen omdat de fuik heel moeilijk te zien was met dat korte stokkie een paar centimeter boven water. Dat maakte voor Haring niks uit; "die jongen moest uit z'n doppen kijken", was zijn verweer. En de eiser had nog een ijzer in het vuur: Hij voegde er dreigend aan toe dat hij het bijltje nooit terug zou geven als Kuyper zijn fuik niet vergoedde. Ieder mens kan snappen dat het geduld van schipper Kuyper hier mee ruimschoots ten einde was gekomen. Iedereen weet ook dat schippers over een zeer groot arsenaal van niet vleiende verwensingen en vloeken beschikken. Als dat arsenaal opengetrok ken wordt trilt de lucht tot in de verre omtrek. Dat was op die ongelukkige zomeravond het geval. Ik ga de woor den niet herhalen want dat zou niet passen in dit mooie boekje. 50

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2009 | | pagina 51