Jaargang nr. 23 2009 was voor het krijgen van ziekte. Voor een nicht van mijn moeder kwam dat goed uit. Zij kreeg haar zevende kind en met een winkel en de huishouding erbij, kon die wel wat extra hulp gebruiken. Dat was aan de Lindengracht in Amsterdam. Daar ben ik een jaar gebleven. In die tijd had ik verkering met Martin uit Alphen aan de Rijn. We zijn bijna een jaar met elkaar geweest. Maar ik zag het niet zitten, dus ik maakte het uit. Mijn moeder was best gek van hem. Daarom vond ze het heel erg dat ik het had uitgemaakt. Ze zei: "Het is toch zo'n aardige jongen!", waarop ik antwoordde: "Dat kan jij dan wel vinden, moeder, maar als ik met hem blijf, dan moet ik met hem naar bed en dat hoef ik helemaal niet". Inmiddels had ik meer interesse gekregen in het kloosterleven en ik wilde ook nog steeds de verpleging in. Zo kwam ik in het Elisabeth Ziekenhuis in Alkmaar terecht bij de Zusters Augustinessen. Daar werd mij geadviseerd om eerst mijn intrede te doen en daarna de verpleegopleiding te volgen. Zo'n opleiding als religieus duurt 2,5 jaar. Eerst krijg je het Postulaat, dat duurt een half jaar. Dan het Noviciaat, dat duurt twee jaar. Daarna mag je je Professie doen. Bij die opleiding word je elke drie maanden op een andere plaats gezet, bijvoorbeeld in de keuken, of in de wasserij of de eetkamer. Je hebt stiltetijden: zes dagen in het jaar mocht je niet spreken; gebedstijden; je moest leren mediteren en er werd gekeken of je goed kon samenwerken met de anderen. De priester-directeur vertelde ons alles over het liefdesleven, dus hij gaf een soort seksuele voorlichting. Ik weet nog dat een novice opstond en zei: "zoiets doen mijn ouders niet!", waarop de priester-directeur zei: "dan had je hier niet gestaan". We kregen eens per maand zoals wij dat noemden 'een zwarte les'. Dat hield in, dat je op je knieën openlijk moest schuld bekennen tussen alle medezusters. Elke week moest je biechten en eens per drie maanden kwam er een buitengewone biechtvader, daar moest je naar toe. Het was wel goed dat je dingen, die je misschien niet aan je gewone biechtvader kwijt wilde, daar kwijt kon. Ik ging daar naar binnen en zei: "Ik kom uw zegen vragen. Ik 18 Zoiets doen mijn ouders niet!

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2009 | | pagina 19