Jaargang nr. 23 2009
Mijn vader had land aan de Oosterzijweg. Daar had hij zo'n zes a
zeven koeien. Hij had ook een stuk tuin achter de Amsterdamse
buurt aan de Hogeweg. Daar kon je via een notweg de weg afsnijden
naar huis toe. Nu staan daar huizen, maar vroeger stonden daar drie
bollenschuren. Daar hebben in oorlogstijd nog mensen in gewoond.
Naar school liepen we altijd langs dat paadje.
In 1943 ging ik van school af. Ik wilde
doorleren, maar mijn moeder zei: "Je
gaat maar naar de naaischool, want als
je straks getrouwd bent moet je dat
kunnen", waarop ik zei: "Dat kan wel wezen, moeder, maar ik trouw
toch niet!" Maar goed, ik heb mijn lingerie- en kostuumdiploma
gehaald.
Na de oorlog mocht ik wel studeren gaan. Op een kostschool bij de
nonnen in Amsterdam. Daar waren een zuster en een nicht van mijn
moeder in het klooster. In die tijd zag ik alle jongens lopen. Ik was
een echte flierefluiter en zeker niet één van de makkelijksten.
Eens per maand mocht je van daar naar huis. Meer keren, dat kostte
teveel. In het klooster was ook een hostie-bakkerij. 's Morgens kreeg
je pap, die was gemaakt van het afval van de hosties. Vreselijk, het
was geen eten! Ook moesten we eens
per week buiten wandelen, de stad in.
Daar had ik helemaal geen zin in om
met die kleinere meisjes in de rij te
lopen! Dus ging ik op de wc zitten. Dat
maakte dat ik de boodschappen mocht
gaan doen. Wel onder begeleiding
natuurlijk! Maar goed, dan was je toch
buiten. Ik zei wel eens: "Als ik alleen
mag blijven omdat mijn tante hier is, ga
ik net zo lief naar huis". Maar in 1948
heb ik daar wel mijn MULO-diploma
gehaald.
Ik wilde in de verpleging. Ik kon in het
sanatorium Berg en Bos in Bilthoven
als leerling in de opleiding. Na drie
maanden bleek, na onderzoek, dat ik
niet mocht blijven omdat ik kwetsbaar
17
Ik trouw toch niet!