Jaargang nr. 22 2008
en de twee oudere broers gingen elke dag op de fiets naar Heiloo om van daar met
de trein naar Den Helder te gaan om op de werf te werken. De Duitsers eisten dat er
gewoon doorgewerkt werd op de werf. Ergens was het nog een geluk dat er veel
vernield was in Den Helder; zodoende konden mijn vader en broers brokken hout in
juten zakken meenemen voor de kachel, om te stoken. Dat was hard nodig, laat ik u
dat zeggen! Het was maar een één-steens-muurtje en er was niet bepaald goed
sluitwerk. We hebben er heel wat kou geleden. Maar let wel, we waren de familie
Veeken heel dankbaar. Het waren zulke fijne mensen en ze hebben ons echt zoveel
mogelijk geholpen. Het gezin had het zelf ook al moeilijk genoeg!
Ik als jonge jongen heb toen echt een fijne tijd in
Limmen gehad. Ik ging daar naar de openbare school,
bij meester De Leeuw. Dat was een echt een fijne vent.
Ik had het daar best naar mijn zin. In Den Helder liep ik
op een Christelijke school, maar daar werd altijd
onchristelijk hard geslagen...
In onze vrije tijd waren we heel veel bij boer Kujs. Daar
moesten we melk halen en mochten we helpen bij de
dieren verzorgen.
Zo kan ik mij ook nog herinneren, dat er turf gestoken
werd bij de Laandervaart. Dat deed onder andere
Wup Krom. Ik mocht bij die veenputten bovenaan
helpen met turven vangen. Dat vond ik prachtig! We
veenden het land van boer Kujs uit.
Siem Veeken met
mondharmonica en de
verteller, Dick van der Veer
De bakker die daar bij ons aan de deur kwam, heette Sjfert Commandeur. Mijn
moeder had extra brood nodig met het grote gezin. Dat moest dan buiten de
distributiebonnen om. Dat lag vaak moeilijk, want in feite kon en mocht dat niet. Maar
dan streek Sjfert de handen over het hart en sprak op halfzangerige toon de voor
ons
60