Jaargang nr. 22 2008 Ik ben geboren in 1923 en in die dagen een ventje van 9 a 10 jaar oud. Nu een dikke tachtiger geworden, denk ik wel eens aan de regels van onze dichter: "Hoe zalig dien de jongenskiel nog om den schouderen glijd; dan is de aard'een paradijs en alles even bljd". Die woorden zijn absoluut waar, wij genoten van elke dag en onze fantasie leek onuitputtelijk; iedere dag zorgde voor nieuwe avonturen. Wij woonden toen aan de Visweg en wij hadden op het erf twee schuren waarvan een in onze ogen tamelijk groot was. Als de bollen in de grond zaten was er veel ruimte in die schuur en wij vonden dat je met die ruimte best wat verdienen kon. Wij zetten wat veilingkistjes op enige afstand van elkaar en legde daar krui-planken op. Wij oordeelden dat wij daar een theater van konden maken, en zo geschiedde. De zitplaatsen voor het publiek waren Jan Dekker, uit de Pagelaan, Sennie was zijn bijnaam, want er waren meerdere Jan Dekkers in die tijd en zonder bijnaam ging je dan op in de massa. Maar Sennie was er heel vaak bij, hij was een jaar ouder dan ik en boordevol fantasie. Wij hadden een "Toverlantaarn" met wat plaatjes en als extra attractie een film van een man met een plofsigaar. Eén van de jongens had een speelgoedfilmtoestel en daar moest de film van de plofsigaar op gedraaid worden. Dat filmpje duurde plusminus 20 seconden. Wij hadden bepaald dat de entree 2 cent zou zijn en dat was voor 20 seconden dus wel wat duur. Wij snapten ook wel dat je voor dat geld heel wat snoep kon kopen en daar kon je langer mee toe dan 20 seconden. Wij besloten om de film aan het begin en het einde aan elkaar te plakken zodat de man met plofsigaar niet éénmaal maar desnoods wel 20 keer het slachtoffer werd, de sufferd. Zolang het hooggeëerd publiek lachte, zat je goed, maar bij stilte: stoppen. 54

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2008 | | pagina 55