Jaargang nr. 22 2008 Bij de overweg in Castricum stonden Duitsers die ons tegenhielden. Zij vroegen hoe het kon dat wij daar liepen en waar of wij woonden. Die nette meneer deed het woord en zei dat we in Castricurn woonden. Daarna mochten we gaan. Vanaf Castricum waren zus en ik alleen. Toen we bij het viaduct van de Zeeweg aankwamen stonden er Duitsers bovenop de brug. Wij werden geroepen en moesten naar boven klauteren. De Duitsers vroegen van alles, ook of wij die zondag naar ze toe zouden komen. Dat hebben we natuurlijk niet gedaan. We hebben onze echte naam niet genoemd. Toen mochten we verder lopen. Bij spoorhuisje 48 had mijn vader geïnformeerd waar de trein bleef. Ze waren wat blij dat we uiteindelijk heelhuids thuiskwamen. U had toen verkering met Joop? "Eerst hoorden we een hele tijd niets meer van Joop en we dachten dat hij er niet meer was. We informeerden op verschillende plaatsen, zelfs aan de Ortskomrnandant vroegen we, en via het Rode Kruis hoorden we dat ze naar Eersel in Brabant waren geëvacueerd. In de vredestijd kreeg ik een ansicht via de post en later werd hij thuisgebracht door een Canadese auto. Hij sprak helemaal Brabants! Hij vertelde dat ze beschoten waren in het sanatorium. Alle jongens waren naar de gang gevlucht, maar Joop bleef in bed met de dekens over hem heen. Als hij toch dood moest, bleef hij liever in bed! Hij had wel zijn laatste brief geschreven en gezegd: "Wie er over blijft, stuur deze brief naar mijn meisje Kalkscherven vlogen in het rond, maar hij werd niet geraakt. Maar hoe had u kennis gekregen aan Joop voor de oorlog? "Mijn vader had winterwortelen verkocht aan de weduwe Mors. Zij woonden in een oude boerderij aan de Dusseldorperweg. Het boerenbedrijf kon niet gehandhaafd blijven. Jaap wilde graag in de groente, en voor de anderen was het niet haalbaar. Zodoende is de boerderij gesloopt en is er een dubbel woonhuis met winkel gebouwd. 50

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2008 | | pagina 51