Jaargang nr. 22 2008
Het valt niet mee om van haar herinneringen een samenvatting te maken. Voor
Grietje zelf is alles belangrijk geweest. Ik heb het samengevat en weergegeven,
zoals zij het zelf op haar eigen manier en in haar eigen woorden heeft opgeschreven.
Grietje aan het woord over haar leven thuis in Limmen
We woonden aan de Middenweg in Limmen. Mijn vader werkte bij Jan Valkering in
de bollen. Als je uit de wieg kwam, verhuisde je als klein kind naar de kreb een soort
ledikant.
Een kreb bestond uit een paar plankjes en een bodem. De kreb was vastgemaakt
aan de achterkant van de bedstee. Ik heb er wel drie jaar in gelegen, omdat ik zo
klein bleef.
We hadden een petrolielamp met zo'n mooi kartelrandje. Als je die een tikkie gaf,
schommelde die heen en weer. Daar had je zo'n mooie schaduw van. Dat mocht wel
niet, maar we deden het toch.
Thuis aten we sneetjes brood met suiker. Bij een tante kregen we kadetjes en
beschuit. Zij had ook "socoladepasta". De jongens zeiden dan: "We krijgen
schoensmeer op ons brood."
We gingen nog eens met moeder naar familie in Oudorp. Moeder had in die tijd een
sportkarretje. Het was een wagentje voor twee kinderen. De een zat voorin en de
ander kon achterin zitten. Het wagentje was van lat .es gemaakt en had twee grote
wielen. Je duwde het met twee lange latten vooruit. Dat was mooi.
Ik ben ook eens met mijn vader naar een oom en tante in Heemskerk geweest.
Opgetild door mijn vader zag ik in het donker de lichten van de vuurtoren van
IJmuiden. Ik werd daar vreselijk bang van. Ik dacht, dat het onweer was en daar was
ik altijd al bang van.
Met het milieu hadden ze vroeger niet veel op. Het stak allemaal niet zo krap. Ze
leegden de asla zomaar op de weg. Ze dachten, dat de weg er zo vaster van werd.
Moeder ging altijd even kijken of er goeie kooltjes tussen lagen. Die stookte ze zelf
weer op.
37