Jaargang nr. 22 2008
ik bij die ouwe mensen?" Terwijl ik er zelf ook eentje was... 's Avonds werd er een
bak met plantjes gebracht met een kaartje 'hartelijk welkom'. Diezelfde avond ben ik
langs alle buurtjes gegaan en heb ze uitgenodigd op de koffie. Die gezelligheid met
de buren is daar altijd gebleven. Omdat die huizen gesloopt werden, heb ik negen
maanden aan de Dopheide gezeten. En nu woon ik hier weer in dit appartement aan
de Lage Weide. Ik kan gelukkig nog steeds zelf mijn eten koken en alles zelf doen.
Eén ochtend in de week komt mijn oudste dochter helpen."
Wat deed uw man voor beroep?
"Jan was monteur bij garage Schilder vanaf het begin. Het was toen nog geen grote
werkplaats met een brug of zo erbij. Hij lag gewoon op een baal stro onder de auto
zonodig het werk te doen. Later werd hij chef in Alkmaar. Ik ging in die tijd nog veel
thuis helpen. Bonen plukken of bollen pellen bij mijn broers. Ook mijn schoonouders
heb ik geholpen toen ze allebei ziek lagen. De kinderen gingen eerst mee als ik uit
helpen ging, later paste de oudste op de jongere. Tussen mijn twee oudste kinderen
zit wel vier jaar. Dat vond ik erg, hoor, want bij de kruidenier zeiden ze dat ik wel een
'modern huwelijk' moest hebben. Ik wist helemaal niet wat ze daarmee bedoelden,
maar dat was omdat ik toen nog maar één kind had.
Helaas kreeg Jan vrij jong last met zijn hart. Hij heeft wel een keer of wat in het
ziekenhuis gelegen. Dat betekende zes weken stil liggen, zelfs zich scheren mocht
niet. Dat viel niet mee, hoor. Eigenlijk mocht ie daarom niet meer werken, maar hij is
toch altijd aan het werk gebleven. Op een zaterdagochtend, hij was toen tweeënvijftig
jaar oud, zei hij: "ik voel me niet goed". We hebben gelijk dokter Bremmers
geroepen, die kwam meteen. Jan werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht; ik
had mijn kruispelden nog in, dus gauw mijn haar uitgekamd en met zwager Cor
erachteraan. Helaas is mijn man toen overleden. Ik was erg van de kaart. Toen ze
kwamen voor de tekst die op het bidprentje moest komen, wilde ik helemaal niets
erop, want wie mijn man kende moest al weten dat hij een goede man was. Ook de
pastoor, die geen tijd nam voor me, hoefde van mij niet te komen om te bidden of wat
dan ook. Mijn kinderen kenden me zo helemaal niet, want ik heb anders altijd veel
steun
27