Jaargang nr. 22 2008 meid! Daar praat je niet over!", waarop ik zei: "ik moet die rommel toch wassen, ik zie het toch!" Ik ben ook nog een tijd naar een andere zus in Heerhugowaard gestuurd. Die was veel ziek, omdat ze last van astma had. Dan mocht ik op zaterdag naar huis, op de fiets, want 's zondags was ik graag bij mijn vriendinnen en maandagochtend ging ik weer terug. Maar je moet ook rekenen, bij ons thuis hadden we geen wasmachine of zo. Er was niet eens een keuken. Een eindje van het huis af hadden we de pomp en daar moesten we de afwas doen. En het fornuis stond in het schuurtje, ook een eindje van het huis af. Om bevriezen te voorkomen werd de pomp winterdag goed ingepakt. Nu heeft iedereen een wasmachine. Maar mijn moeder moest altijd stampen. Mijn andere zuster woonde in Groningen. Toen er daar weer een kind bijkwam, werd ik erheen gestuurd als hulp. Ik was nog nooit alleen met de trein geweest, vond dat dan ook wel eng. Maar mijn moeder zei: "niet zeuren, je hebt een Hollandse mond!" In Harderwijk moest ik overstappen. Ook dat vond ik een hele onderneming. En in Groningen heeft mijn zwager mij gelukkig opgehaald. De volgende dag was ik alleen met de kinderen en was het de bedoeling dat ik 's middags naar het ziekenhuis zou gaan. Maar om de weg te weten, moet je wel Gronings kunnen verstaan. Gelukkig kwam er redding doordat er een buurjongetje kwam zeggen: "ons mem gaat vanmiddag met je mee"." En uw man is ook een geboren Limmer? "Mijn man zijn ouders woonden in het oude gemeentehuis aan de Straatweg. Zijn vader was politieagent. Mijn schoonouders kwamen uit Brabant; toen was hij nog bij de douane. Mijn schoonvader liep altijd in vol ornaat met van die grote beenkappen. Ik weet nog dat hij ze 's avonds afdeed, maar dan kwamen er wel eens landlopers langs. Die mochten dan slapen in een kamertje op het gemeentehuis. Dan kregen ze 's morgens koffie en een broodje en dan werden ze weer weggestuurd. Maar omdat hij dan die beenkappen al af had gedaan, zei hij altijd tegen mijn schoonmoeder: "Help jij die mensen maar effies". Hij was nogal trots op zijn uniform, hij liep ook altijd naast zijn fiets. Mijn schoonouders hadden 6 zonen; mijn man, Jan, was de oudste." 24

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2008 | | pagina 25