Jaargang nr. 21 2007
in Limmen op de jongens schooi wilde, stak de pastoor van Heiloo
daar een stokje voor. Pastoors waren in die dagen de voorzitters (zeg maar bazen)
van de katholieke schoolbesturen. Hij had al gezien dat Gerrit Groot
zijn kinderen in Limmen op school liet gaan en daarom was hij waakzaam. Bij Groot
had hij bakzeil gehaald en bij Kees Kraakman, naast het tolhuis aan de zuidkant,
waar nu de woning van Peter van Veen staat, had hij gewonnen. Die twee meisjes
moesten door weer en wind heel naar de dorpskern van Heiloo lopen omdat pastoor
dat zo wilde. Terwijl Limmen dichterbij was. Toen Arie de pastoor zag komen zag hij
de bui al hangen. Zou vader Jan zich laten omkletsen, dacht hij. En ja hoor! Mogelijk
werden hei en verdoemenis er bij gehaald, vader Jan gehoorzaamde aan zijn
parochieherder en de kinderen moesten in Heiloo naar school.
Als er ijs lag ging heel Limmen op de schaats vroeger. Natuurlijk was ons kleine
meertje "het Limmer Die" een ideale plek om te schaatsen. Omdat het zeer ondiep
was vroor het snel dicht en een tweede groot voordeel was dat niemand bang hoefde
te zijn voor verdrinken, juist ook omdat het zo ondiep was.
Er werd dan al snel een stel banen uitgezet waar de korte baan wedstrijden konden
worden verreden. Natuurlijk waren daar prijzen mee te verdienen, en vaak waren dat
prijzen in natura, zoals turf, briketten, bonen, winterwortelen, uien, erwten, spek, kooi
en al wat maar verzameld kon worden.
Voor die inzameling gingen de leden van het comité naar de boeren en tuinders en
daar kregen zij dan de spullen van. De gulle gevers kwamen natuurlijk ook op het ijs
om de wedstrijden gade te slaan en zagen dan ook hoe goed hun gave terecht
gekomen was. Dat geeft toch een warm gevoel. Toen gold nog sterk het gezegde:
"gegeven aan de armen, is Gode geleend".
60