Jaargang nr. 21 2007
Geertje zette de buitendeur open om de rook de gelegenheid te geven
om ongehinderd haar keukentje te verlaten.
Intussen schilde zj de piepertjes, betuttelde zj het stukje bloed- worst en
sneed de rodekool aan plakjes. Langzaam kwam er wat leven in haar
eigenwjze fornuisje en zj probeerde de zojuist gemjmerde zondige
gedachten uit te bannen.
Aris
De echtverbintenis tussen Aris en Geertje was niet slecht, maar ook niet
erg gelukkig te noemen. Zoals dat soms gebeurt, ze pasten niet bj
elkaar. Geertje was, zoals gezegd, een intelligente vrouw, en Aris, nou
ja, er zat niet veel bj. Je zou kunnen zeggen dat Geertje hem wel
verkopen kon waar hj zelf bj stond. Hj was een beetje een sullebutter,
zoals men dat in die dagen placht te noemen.
Maar: in de huwelijksformule van die tijd stond toen nog: "De man is het
hoofd van de vrouw, de vrouw moet de man onderdanig zijn".
Dus Aris was wel van mening dat hj de feitelijke baas was, ook al moet
gezegd dat hj tegen de logica van zjn Geertje meestal niet was
opgewassen en er dan ook maar geen punt van maakte. Het liep al
tegen twaalf en de kooi, die nog niet eens aan de kook was en er ook
geen haast mee scheen te willen maken, dreigde te mislukken.
Om een lang verhaal kort te houden: toen Aris om twaalf uur binnen
stapte was zjn diner nog niet klaar. Mogeljk had hj op zjn werk een
beetje mot gehad met zjn maten of met zjn baas; hj was in een
sacherjnige bui, dus dat kwam juist nu slecht uit. Anders was hj toch
niet zo lastig voor Geertje, maar nu klonken er verwjten als: "Wat
potjandorie zullen we nou hebben". Of woorden van gelijke strekking
maar met een ander woordkeuze.
41