Jaargang nr. 21 2007
voor zich uit de bijbel. Geertje was van huis uit een bijzonder intelligent
meisje en op school altjd de beste van de klas. Er was toen nog geen
leerplicht, maar de mensen in Limmen stuurden wel al hun kinderen naar
school omdat zj het noodzakeljk vonden dat de kinderen leerden lezen
schrijven en rekenen. Bovendien was kennis van de Natuur zeer nuttig
en ook aardrjkskunde was nooit weg.
Maar Geertje was een buitenbeentje en ook bj de Godsdienst- lessen
had zj alt[jd goed opgelet. Daarom kende zj de verhalen
uit het hoofd.
Tussen al die rook dacht zj aan het tafereel waar Abel en Kaïn
een offer brachten aan God. Abels offerrook ging recht omhoog, naar
God en dat van Kaïn deed net zoals de rook bj haar in de keuken-. het
sloeg neer. God beliefde het niet.
Abel was kenneljk het lievelingetje van God en Kaïn de verschoppeling.
Nee, dat vond Geertje niet correct van God, zj vond het onrecht- vaardig
dat Hj Abel voortrok. Maar met een schok bedacht ze dat ze God had
bekritiseerd en dat zoiets niet mocht. Zj dacht opeens aan de woorden
vantomas a Kernpis in zjn "Navolging" waar stond: "De daden Gods zijn
goed en in zichzelf gerechtvaardigd; God geeft aan wie Hem goeddunkt,
Hj is aan niemand verantwoording verschuldigd".
Gelukkig maakte de wjze woorden van deze heilige het weer goed.
Want God was toch de Grote Baas en die mocht je niet
tegenspreken.
Dat gevoel dat God niet rechtvaardig deed in het geval Kaïn,
kwam voort uit haar jeugd thuis. Het gezin van Jan Sinkeldam en zjn
vrouw was een evenwichtig en gelukkig gezin. Daar werden de kinderen
precies gelijk behandeld en niemand werd voor- getrokken.
Dat God er dus lievelingetjes op na hield, paste niet bj haar.
40