Jaargang nr. 21 2007
of een strop van zijde. Wat hij koos weet ik niet, maar het resultaat zal wel hetzelfde
zijn gebleven.
Tijdens zijn verblijf in Wenen bracht Clusius een unieke collectie planten bijeen,
waarvan velen door hem verzameld en voor het eerst in cultuur gebracht werden.
Veel exemplaren plantte hij ook in zijn eigen tuin om ze goed te kunnen bestuderen.
Ook zag Clusius de sierwaarde van veel exotische nieuwigheden heel scherp in.
Over zijn eigen tuin en het plezier dat hij daaraan beleefde, schreef Clusius eens:
"Overigens houd ik mijn tuin niet om er winst van te maken, want God is mijn getuige,
dat ik nooit gewassen heb gekweekt om ze te verkopen, dat heb ik steeds voor
onwaardig gehouden, maar wel om daarmede mijn vrienden, die in deze liefhebberij
behagen scheppen een genoegen te kunnen doen, daar het mij niet minder plezier
doet, wanneer ik hun iets nieuws en zeldzaams kan schenken, dan als ik zelf iets
krijg, dat mijn tuintje kan sieren'
Clusius had in Wenen ook kennis gemaakt met Ghislain de Busbecq. Deze was
ambassadeur van de Keizer van Oostenrijk.
Zijn standplaats was Constantinopel, toen
nog de hoofdstad van Turkije. De Busbecq
was ook de man van wie hij tulpenbollen
hoopte te krijgen en hij heeft deze
inderdaad ten geschenke gekregen. Deze
tulpen kwamen uit Constantinopel en
omgeving. De reeds lang lopende
correspondentie tussen Clusius en
afgevaardigden van de Leidse Universiteit
resulteerde uiteindelijk in zijn aanstelling
als Preafuctus
20