Jaargang nr. 21 2007
Limmen had weliswaar geen station, maar met de tram kon je in Heiloo of Castricum
komen en zo de wereld in. Voor wie een fiets bezat bestond de mogelijkheid om
plaatsen te bezoeken die aan de Straatweg gelegen waren, en dat waren er toch wel
veel. Maar de meeste mensen bezaten nog geen fiets en om ergens te komen zat er
dan niets anders op dan met de apostelpaarden te reizen.
Het vliegtuig was uitgevonden, maar voorlopig bleef het nog een speeltje voor rijke
jonge avonturiers. Er was hoogstens plaats voor een piloot en één passagier, en die
moest er dan flink voor betalen.
Voor een dagje te gast bij familie of vrienden konden mensen die een rijtuig bezaten
de paarden het werk laten doen. Ook waren er zgn. kapwagens. Dat waren wagens
op vier wielen waar een paard voor liep en waar een kap, die alleen de voorkant
open liet, de passagiers tegen de ongewenste nukken van moeder natuur
beschermde.
Ook voor dat vervoermiddel moest je een paard bezitten, en omdat de boeren
meestal paarden hadden voor het werk op de boerderij, hadden veel boeren zo'n
kapwagen waarmee ze ook naar de kerk reden.
Bij de kerk stond een stal waar de paarden verbleven als de familie in de kerk was.
Bij ons in Limmen was dat de stal die wij nu kennen als "Pius zaal" naast de kosters
woning.
Maar ook langs de Straatweg had je stallen waar paarden even konden rusten terwijl
de baas even een glaasje fris ging drinken. Daarom was dat altijd bij een café of een
herberg. Bij ons is dat nog te zien bij wat nu Limmen druk is. Dat was voor de tweede
wereldoorlog een café en wat nu de serre is was toen een door rjstal voor de
paarden.
PA. van der Steen
15