Jaargang nr. 19 2005
men kwam het grote moment. De kraaien (zoals wij de dragers noemden) kwamen
achter de koets staan en schoven een zwart gordijn opzij. Daarna haalden zij de kist
waarin de gestorvene lag langzaam te voorschijn. Dat bezorgde ons de tweede kick.
Een prachtig gelakte kist, voorzien van ornamenten en kruisjes kwam te voorschijn
en werd op een draagbaar gelegd. Daarover kwam een kapje dat op een afdakje
leek en een zwarte hoes. Zo liep men plechtstatig stappend de kerk in.
In de kerk was de koster dan al heel hard aan het werk geweest om de rouwmis de
passende luister te geven. Hij sleepte met allerlei paramenten die zwart gekleurd
waren en soms met grijsachtige kwastjes en rafelrandjes waren versierd, soms zette
hij driehoekige borden aan weerszijde van het altaar waarop doods- koppen prijkten.
Het altaar werd voorzien van zwarte platen en soms werd ook het gordijn achter het
altaar door een zwart gordijn vervangen. De priester droeg natuurlijk ook zwart. Dat
alles was afhankelijk van de klasse, begreep ik later. Hoe meer zwart hoe hoger de
klasse. Wij kinderen hadden het idee dat het de bedoeling was om daarmee zoveel
als maar mogelijk was indruk op O.L. Heer te maken. De ziel van de overleden mens
zou daar- mee in het voordeel zijn en de Heer zou hem voorrang geven in zijn hemel.
Daar kon Hij niet omheen.
Soms denk ik er nog wel eens aan, als wij de begrafenissen van nu zien. Alles sober
en eenvoudig; maar zo echt. Verlost van menselijk opzicht en dus eerlijk.
Voor een kind is de dood onheilspellend, en daarom is de aanblik van de historische
indrukwekkende lijkbezorging mij bijgebleven. Maar ik vind het beter zoals het nu is.
Los van dat overdreven theater.
P.A.van der Steen
60