Jaargang nr. 19 2005 VERDWAALD IN DE MIST Begin 1900 kwamen dikwijls de plannen voor de straatverlichting op de agenda van de raad. Helaas moest de burgemeester (die een groot vóórstander was) steeds bakzeil halen. De raad was moeilijk te overtuigen van het nut van straat- verlichting. Er straalde immers licht genoeg uit de woningen, oor- deelden de raadsleden. En dan erbij: wat moeten die mensen op de weg als het donker is. Dan dien je in huis te blijven; de nacht is voor het ongedierte. Die paar keer dat het zo uitkomt, omdat je op visite ben geweest of zoiets, nou dan weet je de weg even- goed wel te vinden al is het donker. Je hebt de maan en de ster- ren, dus licht genoeg. Voorlopig dus nog geen straatverlichting als het aan de raadsmeerderheid lag. Maar er zijn omstandigheden denkbaar waarbij straatverlichting onmisbaar is. Dat kon een jongeman uit Egmond van harte bevestigen. Wat hem overkwam wenste hij zijn grootste vijand niet toe. Ik herinner mij zijn verhaal uit de overlevering, en her inner me nog dat zijn voornaam Engel was en dat hij uit Egmond kwam. Zijn achternaam weet ik niet meer. Engel had verkering met een meisje uit Limmen en op een sombere novemberzondag was hij, te voet, naar Lirnrnen gekomen waar hij vriendelijk en gastvrij door de familie van zijn meisje werd ontvangen. Het was een gezellig en hartelijk groot gezin en Engel was een graag geziene bink bij dat Lirnmer gezin. Tot zo ver alles prima. Maar een spreekwoord dat vroeger vaak als wandbordje in de woningen hing luidde: "Gezelligheid kent geen tijd" En van die gezelligheid dreigde Engel nou juist slacht- offer te worden. Hij lette niet op de veel te snel wegtikkende tijd. Zoals gezegd, het was een druilerige novemberdag. Zo'n dag die je nauwelijks dag kunt noemen. De dichter beschrijft zo'n dag en zegt aan het einde van zijn gedichtde dag/ zo weinig dag 44

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2005 | | pagina 45