Jaargang nr. 18 2004
Natuurlijk volgden wij de bouw vanaf het prille begin: het bouw- rijp maken. Heien
was niet nodig want op de strandwal aan de westkant van Limmen bestaat de bodem
uit stevig zand zonder verstoringen.
Zo'n lange rij huizen was voor ons indrukwekkend en zodra de school uit was renden
wij naar de bouwput om te zien hoever de mannen met de bouw gevorderd waren.
Als de bouwvakkers naar huis waren namen wij bezit van de bouwput om er naar
hartelust te spelen. Wij hoefden geen dorst te lijden want een plank met een kraan
eraan, die zomaar uit de grond kwam, gaf prima drinkwater. Het sprietlopen over de
balken en in een later stadium kruipdoor-sluipdoor tussen de kozijnen en stutiatten
was prachtig vermaak. De boel vernielen bestond toen nog niet.
Maar de balken van de verdieping werden het domein van de waaghalzen.
Sprietlopers op die hoogte oogsten applaus van het jeugdig publiek op de grond. Al
leek dat lopen over een balk wel eng: wie geen hoogtevrees had kon dat zonder
ongelukken doen. Toen de bouw klaar was en de pannen op de daken lagen, kwam
voor ons het nieuwe avontuur:
De bewoners
Het was inmiddels 1934 toen de woningen klaar waren om bewoond te worden. Wij
vonden het toch wel erg deftige huizen toen. Stel je voor: ze hadden een voordeur en
een achterdeur. De meeste huizen in Limmen hadden maar één deur en dat was de
achterdeur.
Bovendien hadden zij de plee binnenshuis en ook dat was deftig want bij de meeste
Limmers stond het "huisje' toen op het erf. Riolering bestond nog niet in Limmen,
maar iedereen had een 'beerput" en als die vol was werd de inhoud naar de tuin
gebracht om te dienen als bemesting. Een volkomen normale kringloop in die dagen.
43