Jaargang nr. 18 2004 Wij zijn in 1943 getrouwd. Dat was een moeilijke tijd. Ik ben toen ook nog een tijdje aan het wol spinnen geweest. Die wol werd dan gebruikt voor ruilhandel. Mijn buurman teelde tabaksblad en ik mocht de slitsbladeren kopen; slitsblad, dat is de nagroei, de 2e oogst zal ik maar zeggen. Dat blad droogde ik in een open schuur. Later kocht een neef van mij dat blad voor fl 1500,-. Van dat geld heb ik vlak voordat de veemarkten werden gesloten een schaap gekocht. Die boer zei: "Het is een best, hoor, er zit zeker 20 pond vet aan' Nou, het bleek een beste koop. We hebben het beest geslacht en vlees en vet enzovoorts ingemaakt. Daar hebben mijn vader en moeder ook van geprofiteerd. Die mensen hadden ook niets. Mijn vrouw was toen zwanger en ze had een nieuwe jas nodig. In die tijd kwamen er veel mensen langs voor ruilhandel. Zo kwam er een Amsterdamse kleermaker langs en die zei: "ik maak een jas voor je vrouw in ruil voor vlees en vet. Nou, dat heeft die man keurig gedaan, helemaal zelf verzorgd als een echte vakman' En wat deed u na de oorlog? "Toen begon ook de bollenbeurs weer in Haarlem. Het oude gebouw was in de oorlogstijd vernield door de Duitsers. Daarom werd de beurs tijdelijk in de Schouwburg in Haarlem gehouden, daar aan het Spaarne. Dat heeft niet zo lang geduurd, toen ging het naartresiong in Hillegom. Er ontstond ook al veel handel buiten de beurs om.Toen ben ik bij de Firma Weyers in Hillegom bedaard als vertegenwoordiger in de zogenoemde bijgoed- handel. Bijgoed, dat zijn lelies, scilia's, frittilaria's, anemonen en zo. De hele duinstreek ging ik door op mijn brommertje. Ook Uitgeest en Akersloot hoorden bij mijn gebied. Dan kocht je dat bijgoed in en de firma Weyers verhandelde het op de beurs' Wanneer bent u voor uzelf begonnen? "Nadat mijn moeder was overleden. Dat was toch zo'n lief mens. Ze had twee open benen, die verzorgd moesten worden. Dat was meestal rnjn werk, niet iedereen kan er tegen. Ze was nog eens bij een professor geweest voor haar benen en die had gezegd: 'Die benen mogen niet dicht, hoor' Later is ze in het ziekenhuis terecht gekomen en daar werd gezegd: "Nou, het gaat al heel goed, die benen hebben we bijna dicht"'s Avonds was ik nog bij haar, toen de zuster kwam zeggen dat het bezoekuur om was. Ik ben achter haar 38

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2004 | | pagina 39