Jaargang nr. 17 2003 aan. Zij stuurde twee van haar beste en strengste ambtenaren naar Jacob Zonderzorg die hem gelastten onmiddellijk de materialen af te staan aan aannemer Blom. Maar de kastelein liet zich niet uit het veld slaan, hij wilde eerst wel eens weten of dat allemaal zomaar ging, en de mannen konden zonder succes vertrekken. De ambtenaar Klijn wendde zich tot de officier van Justitie in Alkmaar, de heer Theunisse, en diens bemoeienis deed Zonderzorg overstag gaan. De gemeente Limmen nam het op voor Zonderzorg. In de brief aan de Gouverneur van Noordholland zette de Schout uiteen wat er aan de hand was en dat het toch niet meer dan billijk zou zijn als door Waterstaat aan de gedupeerde man een bedrag van 71,85 zou worden betaald. In de zelfde brief wordt gemeld dat wethouder De Bie de moeilijkheden bij de noodbrug en de wateroverlast door het te nauwe hulpgat had verholpen en daarvoor 97,52 aan verschot kwijt was. Dat zag de gemeente ook graag even terug betaald. En zo kwam alles toch nog goed, zij het met veel vertraging. Het tolhuis In het najaar van 1820 was de weg gereed en voor aannemer Dekker was de klus geklaard. Iedereen was tevreden met het resultaat, de weg lag er schitterend bij en de karren konden moeiteloos over de straatklinkers rijden. Geen kuilen, gul zand of modder meer. Maar voor de weggebruiker was er nu een nieuwe hindernis op zijn pad verschenen: een tolhek. Er was een huis gebouwd tegenover de scheipaal tussen Limmen en Heiloo, maar op het grondgebied van Heiloo. Dekker werd de eerste tolgaarder en hij en zijn vrouw Jansje Barendse bewaakten de slagboom. Zij zouden zorgen dat het geld, dat in de aanleg van de weg gestoken was, binnen zou komen. Daarnaast rekenden zij op een redelijk bedrag voor hun arbeid als tolgaarders. 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2003 | | pagina 13