Jaargang nr. 16 2002
discipline en strijdlust. Maar dan wel strijdlust in de goeie zin natuurlijk.
Wij kregen de kruisvaarders uit de Middeleeuwen als voorbeeld. Dat
waren de helden die voor het geloof graag hun leven gaven. Nou ja, zover
wilden wij beslist niet gaan, maar wij bleken wel bereid om eens kennis te
maken met de nieuwe beweging, en och als je er een beetje schik kon
maken, waarom niet! Zo kwam het dat in 1936 de Kruisvaart werd
opgericht.
Misschien is het leerzaam om even uiteen te zetten hoe de hiërarchie in
de beweging in elkaar stak: Aan het hoofd stond de Baljuw. Daaronder
kwamen de Herauten die op hun beurt weer ieder een "Ban" leidden. Een
Ban was een verzameling van 10-15 jongens. Zo'n Ban had een
schildknaap en een Vlaggenwacht.
ledere Ban droeg de naam van een heilige. Zo kenden wij de
Tarcissiusban, de Adelbertusban, de Willibrordusban, Bonifatiusban enz.
De marsorder luidde: "Voor Christus onze Koning; God wil het, amen." en
de groet: "Christus vincit, Christus regnat." Wij hadden te maken met
kapelaan Sprenger. Hij was aangewezen om ons vaardig te maken op de
dwarsfluit en de trommel. Dat waren de instrumenten die wij zouden
gebruiken bij het marcheren. De man was zelf zeer muzikaal, maar voor
hem gold helaas de spreuk: Professor is geleerd maar droog, hij heeft
geen gaaf van mededelen; zeer goede pijlen heeft hij velen. Een volle
koker: maar geen boog.
Muziek maken werd dan ook werkelijk niks met ons en van marcheren op
straat kwam natuurlijk ook niks. Dat waren wij overigens ook nooit van
plan geweest: een beetje voor gek lopen in Limmen, kom nou! Nee dat
kon de kapelaan wel vergeten. Dat de man daar korzelig onder werd, was
hem niet euvel te duiden. Wij vonden het een sjagerjn, maar dat lag
natuurlijk aan ons.
Wat wij leuk vonden waren de bijeenkomsten waar wij leerden
touwknopen, morse tekens, vlaggenseinen, knutselen, figuurzagen enz.
Ook de middagen in het parochiehuis waar werd geschoten met
windbuksen op schijven. Sjoelen, dart, rad van
47