Jaargang nr. 16 2002 Wat die kanalen betrof: ze mochten d'r hart wel ophalen. Daar hadden ze niks mee. Nee, die spoorweg, dat zat ze niet lekker. Dat monster moest door hun weilanden. Dat kon natuurlijk niet meenden zij: wat ze ook doen, ze komen er niet door. Dat stond vast voor de nijvere Limmers. Maar zij hadden buiten de kracht van de landelijke overheid gerekend. Er volgden onteigeningen en tenslotte reed in 1867 het eerste vuurspuwende monster langs de vreedzaam grazende koeien in de Limmer weilanden. Bepleisteren In april 1867 ontving de gemeente een brief van de: "Kerk-meesteren en Notabelen der Hervormde gemeente te Limmen". De brief was geschreven op 6 maart van dat jaar. Zij deelden mede dat zij: "...te raden zijn geworden om de muren van de kerk in dit voorjaar met portlandcement te bepleisteren en om daarvoor aangevoerde redenen verzoekende dat zulks alsdan ook met den toren zal mogen geschieden. Waarover gedelibereerd zijnde, wordt besloten uit overweging der vaststelling der begrooting van 1867 op het doen van zulk een belangrijke uitgaaf niet is gerekend en dientengevolge op dien dienst voor het geoogde doel benodigde gelden ook niet beschikbaar zijn. Aan Kerkmeesteren en Notabelen te kennen te geven dat men dezerzijds niet ongenegen is tot de bepleistering van den toren van het volgend voorjaar over te gaan en daartoe voornemens is vóór de vaststelling der begroting 1868 den toren geheel door een deskundige te laten opnemen, om te onderzoeken wat daaraan nog meer moet hersteld worden en ingeval de kosten blijken mogten de financiële krachten der Gemeente niet te boven te gaan, en het Kerkbestuur alsdan óók tot de uitvoering van hun voorgenomen werk mogt willen overgaan, volgens de bestaande Gemeentewet zulks dezerzijds bij openbare besteding te bewerkstelligen." In de maand juni van hetzelfde jaar kwam het antwoord van de hervormde gemeente. Zij waren bereid om met het bepleisteren 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2002 | | pagina 27