Jaargang nr. 16 2002
Van de in het dorp liggende weilanden werden delen omgeploegd en met
bollen beplant. Behalve de Limmer kwekers kwamen de "Zuidenaren"
naar ons dorp, en na korte tijd was Limmen een bollendorp.
Zo kwam het dat omstreeks 1880 reeds meer dan 20 hectare in Limmen
met bollen was beteelt. Hiervan was de helft tulpen, de rest hyacinten,
krokus, kronen en ander bijgoed; zoals alle gewassen naast de
hoofdgewassen (tulpen, hyacinten en narcissen) genoemd werden.
De Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur
Men kan de vraag stellen hoe het komt dat de Hollanders de
bloembollenteelt op zo'n hoog niveau hebben gebracht, terwijl zij toch
zeker niet de eerste en ook niet de enige waren die zich op de bollenteelt
hadden toegelegd. Er zouden uiteraard een scala aan antwoorden op te
verzinnen zijn, maar mogelijk is het toch slechts te danken aan het
organisatietalent van de Nederlanders.
In het buitenland hoor je wel eens spottend de opmerking: "Waar drie
Hollanders bijeen zijn wordt een vereniging opgericht". Reeds vóór 1850
ontdekten de kwekers dat het simpelweg in de grond stoppen van bollen
niet altijd tot een goede oogst van gezonde bollen leidde.
Daarom gingen zij eens praten met wetenschappers en dat resulteerde er
in dat onderzoek werd gedaan naar bestrijding van ziekten, maar ook naar
de beste kweekmethode en voeding-behoeften van verschillende soorten
bloembollen.
Zo ontstonden onderzoeksinstituten, laboratoria en proefstations waar op
wetenschappelijke wijze met de teelt van bloembollen werd omgegaan.
Ook de im- en exporthandel in bloembollen was inmiddels op gang
gekomen.
In het jaar 1860 werd behoefte gevoeld aan samenwerking tussen handel,
kwekerij en wetenschap en zo werd de Algemene Vereniging voor
Bloembollencultuur opgericht.
22