Jaargang nr. 16 2002 Aan het Stet stond toen nog de boerderij van de familie Admiraal met een graanmolen erin. Veel boeren hebben na de oorlog het land weer teruggebracht naar grasland. Ging het later niet wat makkelijker? Jawel, dat begon met de komst van de Agria, een motormaai-machine. Kees Struylaart was de eerste die er zo één had. Voor een paar gulden maaide hij voor verscheidene boeren. Na enige jaren kon IJsbrand er zelf één aanschaffen. Ook de stallen werden groter en hoger. De eerste stallen waren laag, IJsbrand moest er half gebukt lopen. Op de zolder lag hooi voor de isolatie. Het water voor de beesten moest uit de vaart komen. Dat werd via een gat in de muur naar binnen geschept. Als het gevroren had, moest er eerst een bijt gehakt worden. Een koe, die net gekalfd had, moest wel zo'n zestig liter per dag hebben. Dit gebeurde allemaal bij het licht van twee petroleumlampen bij Max en Gré Nuyens vandaan. Maar toen de jongens wat groter werden, kwamen er wat meer handen in het bedrijf. Begin jaren '60 kwam er een dubbele Noord-Hollandse stal. Daarin stonden de koeien met de konten naar elkaar toe. Er was een gangetje tussen, wat makkelijk was voor het melken. En de melk werd toen rechtstreeks van de koe de tank in gepompt. Er waren automatische drinkbakken in. De koeien hoefden maar met hun neus op een klep te drukken en er kwam water. Nu wordt er niets gevoerd of gemolken, alles gaat met melkrobots. De koeien verblijven nu in ligboxen. Als ze nu voelen van "hé, de melkstand is wel erg hoog bij mij!", dan lopen ze zelf naar de melkrobot. Ook het voer wordt automatisch geleverd via de band van de computer. Tot hoe lang heeft IJs gewerkt? Totdat hij met zijn vrouw verhuisde naar de Lage Weide. Hij is als keuterboertje begonnen en hij heeft samen met zijn neef IJsbrand Dirkson het grootste melkbedrjf van Limmen opgebouwd. Al die nieuwe ontwikkelingen heeft hij meegemaakt. Ook dat zijn eigen bedrijf inmiddels is gestopt. Zo kan er in een leven veel gebeuren. 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2002 | | pagina 13