Jaargang nr 15 2001
De ministers drongen aan op grondwetswijziging, maar daar wilde ook
deze koning aanvankelijk niets van horen. Als gevolg van de slechte
economische toestand in de Nederlanden, heerste er sociale onrust in
het land.
De gemeenteraad
Limmen had een burgemeester en zeven raadsleden, waarvan er twee
assessor waren; wethouders, zouden wij nu zeggen. Tot 1840 was de
Heer van Limmen, Mathijs Weldijk, burgemeester geweest. Hij was zijn
vader, Jacob Weldijk, opgevolgd die in 1834 overleden was, maar
omdat Mathijs al zoveel verplichtingen elders had, gaf hij in 1840 te
kennen niet meer beschikbaar te zijn voor het burgemeestersambt in
Limmen.
Zijn opvolger was Pieter Vennik, die ook al raadslid en assessor was.
Verder komen we in die dagen de volgende raadsleden tegen:
Michel Noort (assessor tot 1846); Klaas Pott (assessor tot 1846);
voorts Jan Admiraal Sz.; Pieter Pepping; Willem Wagemaker; Arie
Noë; Jan van Twuijver en ook Maarten van Twuijver. Het
raadslidmaatschap was in die dagen waarschijnlijk een erebaantje,
want het salaris was aan de lage kant.
Om van die salarissen en indruk te krijgen laat ik een paar
voorbeelden volgen: De burgemeester kreeg fl. 200,-; de secretaris
fl. 175,-. Soms was de burgemeester tevens secretaris, maar in 1840
was dat niet zo. Het secretaris-ambt werd bekleed door De Bie. De
wethouders verdienden elk fl. 12,50. De raadsleden een sigaar en een
kop koffie per vergadering.
De dienaar van politie kreeg voor zijn werk als behoeder van de rust
en veiligheid der burgers fl. 150,-. Om misverstanden te voorkomen zij
met nadruk gezegd dat alle genoemde salarissen jaarsalarissen
waren.
Nee, het was geen tijd van hoogconjectuur in ons land, zo midden in
die 19e eeuw.
Armenzorg
De gemeente kreeg te weinig geld binnen om voldoende
ondersteuning te kunnen geven aan de behoeftigen in het dorp. De
4