Jaargang nr 15 2001 diender kreeg er de baantjes bij als bode, inner van stetgelden en hooisteker. Al die kruimeltjes samen maakten een bestaan mogelijk in die dagen. Annaert kreeg de naam een strenge politieman te zijn. De Limmers waren Wokke gewend en die deed het al een hele poos kalmpjes aan, tot vermaak van de opgroeiende, toch niet altoos even brave jeugd. Met Annaert veranderde hierin wel een en ander. De vroedvrouw Castricum en Limmen hadden samen één vroedvrouw. Sinds 1882 was dat mevrouw E. Kieft-Slot. Zij woonde in Limmen en moest voor bevallingen dus ook naar Castricum. Wij kunnen ons moeilijk voorstellen hoe dat gegaan is in die dagen. Bedenk dat er nog geen telefoon bestond, en zelfs toen de telefoon er wel was, had bijna niemand er een. Als het zover was dat de kleine zich aandiende, moest er iemand de vroedvrouw gaan halen. Sommigen hadden misschien een fiets, maar de meeste wegen waren niet geschikt om te fietsen. Ze moesten al over een rijtuig beschikken en anders werd het per apostelpaarden op naar de vroedvrouw; soms bij nacht en ontij. Voor de Castricummers was dat niet eenvoudig, maar ook voor de vroedvrouw zelf was het een hele onderneming. De kindersterfte was hoog in die tijd, maar ook dat zal voor een deel te maken hebben gehad met het feit dat de verloskundige te laat bij de kraamvrouw arriveerde. De mensen waren arm, maar daar trokken de baby's zich niks van aan: die bleven evengoed komen. Het kwam dikwijls voor dat de mensen de vroedvrouw niet konden betalen; maar zij moest wel vangen voor haar werk uiteraard. Daarom was er een regeling gemaakt dat het Armbestuur haar per jaar fl. 300,- plus fl. 104,- voor haar woning betaalde. Nu was het wel zo dat er een wet was waarin stond dat de gemeenten verplicht waren om te zorgen voor goede kraamhulp. Zodoende was wel de gemeente verantwoordelijk, ondanks dat het geld door het Armbestuur werd betaald. Dat was 43

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2001 | | pagina 44