Jaargang nr 15 2001
ter stond op fl. 400,- per jaar; de secretaris fl. 350,-; de ambtenaar
burgerlijke stand fl. 250,-; de ontvanger fl. 175,- en een beginnend
ambtenaar ter secretarie moest het doen met fl. 250,- per jaar. De
raadsleden kregen een gulden per vergadering als presentiegeld.
Nu moet volledigheidshalve wel worden gezegd dat de burgemeester
ook het ambt van secretaris vervulde, zodat hij per jaar toch 750,- te
verteren had. Je mocht dat echter toch geen vetpot noemen, want de
brave man had zo zijn status op te houden en dat bracht
representatiekosten mee.
De wegwerker in die dagen was Jaap Krom; de opa van de
legendarische Arie Krom. Krom was als los werkman aangenomen in
uurloon, maar dat werd in 1907 toch te gek gevonden. Als hij n.l. niet
werkte omdat hij ziek was, kreeg hij niets en dan moest zijn gezin
maar zien hoe ze aan bestaansmiddelen konden komen. De enige
weg was dan de armenkas. Dat vond de raad toch niet juist en daarom
werd hij aangenomen in een vaste aanstelling op weekloon. Dat
weekloon werd toen vijf gulden per week gedurende de
wintermaanden en zes gulden per week in de zomer.
Veldwachter Wokke
De veldwachter had een jaarsalaris van fl. 350,-, maar daarbij had hij
nog wel enkele snabbeltjes, zoals: inner van stetgelden, hooisteker
enz. Wokke vond dat hij nu wel eens met pensioen kon gaan. Hij vond
het redelijk dat hij na 36 jaar trouwe dienst, waarbij hij altijd voor het
zelfde salaris had gewerkt zonder ooit over verhoging te hebben
gezeurd, nu recht had op een pensioen van fl. 350,- per jaar.
Maar nee, daar werd in de raadsvergadering stevig naar geblazen. Op
de eerste plaats vonden sommigen dat Wokke nog lang niet versleten
was, dus niks pensioen. Bovendien: in zo'n rustig dorpje als Limmen,
waar nooit iets van betekenis gebeurde, had
40