Jaargang nr 15 2001 En dat was ook zo; er waren al een paar bloembollen-exportbedrijven en er werd ook wat groente en fruit geëxporteerd. Voor die mensen was de dienst van de post en telegraaf van wezenlijk belang. Derhalve was het niet zo gek dat de gemeente ook op het verzuim werd aangesproken en verzocht werd om verbetering te bewerkstelligen in de bezorging. Hierover werd met Kees Vermeulen overlegd. Veel zal dat niet uitgehaald hebben, want in februari 1905 ontving de raad een brief van hem, waarin hij schreef niet langer als telegrambezorger beschikbaar te zijn. Wel gaf hij te kennen dat zijn zoon Jan het van hem wilde overnemen, tegen betaling van f.75,= per jaar, plus het dubbeltje per telegram rijksvergoeding. Dat aanbod werd voor kennisgeving aangenomen en zoon Jan kreeg het baantje dus niet. Aan de overkant van de weg woonde de smid, Piet Van Leeuwen. Van uit zijn smederij keek hij zo op het postkantoor van Kees Vermeulen, en mogelijk had hij gedacht dat hij dat baantje er best bij kon hebben. De smid vroeg f.25,= per jaar, plus het dubbeltje per telegram. Lang hoefden ze daar niet over te praten: Van Leeuwen werd aangenomen. De smid bleef echter zelf in de smederij en liet zijn zoon de tele grammen wegbrengen. Helemaal bevredigend was de oplossing niet, maar je kon het telegaafkantoor toch niet sluiten; oordeelde de raad. Als het niet kon zoals met moest, dan moest het maar zoals het kon. De telefonie In de 19e eeuw waren er hier en daar al experimenten met iets wat je de voorloper van de telefonie zou kunnen noemen. Het was echter Alexander Bell die in 1876 octrooi vroeg op een vinding die zou doorbreken. Niet dat het meteen al bingo was natuurlijk. Ze waren al trots als er een verstaanbaar gesprekje kon worden gevoerd op een afstand van een paar kilometer. 34

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2001 | | pagina 35