Jaargang nr 15 2001
De eerste decennia van het bestaan van de Hortus werden
gekenmerkt door instandhouding en geleidelijke uitbreiding van de
collectie. In die moeilijke jaren van de Crisis kon er geen sprake zijn
van Wetenschappelijk onderzoek, maar Boschman wist wel op de hem
zo eigen manier zeer veel waardevol materiaal voor de Hortus te
vergaren. Want kwekers ruimden veel oude cultivars op in het kader
van de sanering, en moesten hun bedrijven beëindigen. De tijd werd
gekenmerkt door een verarming van het zo rijke assortiment. Bedrijven
die zich wel konden handhaven, ruimden ook hun door de jaren heen
geteelde cultivars op en gingen over naar cultivars die meer productie
gaven en beter geschikt waren voor het vaasleven (door hun lengte).
Boschman zag dit met zorg aan en dit was voor hem een extra
stimulans om door te gaan met het verzamelen. De collectie groeide
toen uit tot 400 cultivars.
Het was niet alleen de Hortus die zijn volle aandacht had. In 1932 nam
Boschman het initiatief tot het oprichten van het "Museum voor
Bloembollenteelt" en samen met de heer van Stijgeren slaagde hij
daar uitstekend in; er werd zeer veel verzameld.
Het is aan de liefde voor het bollenvak van de heer Boschman te
danken dat een grote collectie attributen en literatuur uit de
bloembollenteelt bewaard is gebleven, in wat men zou kunnen
noemen 'zijn museum'.
Op 28 april 1934 had de officiële opening plaats, door de voorzitter van
de Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur, dhr. E.H. Krelage.
In 1973 werd het museum verplaatst, van het oude schoolgebouw (bij
de N.H. Kerk), naar een nieuwe, riante locatie, nl. naar de Noord
Hollandse stolpboerderij "Vredeburg", met een mooie tuin er omheen.
De heropening vond plaats in april van dat jaar. De heer Boschman
beleefde de heropening als een kroon op zijn werk. Deze nieuwe
huisvesting gaf tevens de gelegenheid
20