1 Deze gebeurtenis is voor ons van Oud Limmen uiteraard aanleiding om Emma en Jan te vragen naar hun verhaal. Iedereen die Emma kent weet dat zij heel goed vertellen kan en daarbij gelukkig ook over een prima geheugen beschikt. Dat alles maakt het voor ons gemakkelijk om het hoe en waarom van de winkel te beschrijven, aan de hand van wat Emma ons vertelde. Jan verschijnt pas na de oorlog in het leven van Emma maar is dan ook nadrukkelijk een winkelier die van wanten weet, ook hij levert een bijdrage in het verhaal. De tuinderij in Heemskerk Emma's grootvader van moeders zijde was Jan van der Peet. Die woonde met zijn vrouw, Anne de Winter, en dochters aan de Hogeweg nabij de grens met Heiloo, het huis waar als laatste Wup Glorie in woonde. Het echtpaar was rijk gezegend met zeven mooie dochters en een van die dochters was Trijntje, de moeder van Emma. Toen Trijntje de huwbare leeftijd had bereikt kreeg zij verkering met Jacob Koper, een tuin- derszoon uit Heemskerk. In 1920 trouwde het stel en bewerkte hun tuinderij op de Heemskerkse zandgrond, zoals zovelen in dat toen nog echte tuindersdorp. Helaas diende het noodlot zich al vrij spoedig aan. Jacob werd ongeneeslijk ziek en toen Emma in 1921 geboren werd, wisten ze al dat hij niet meer beter zou worden. Een jaar later stierf hij, en daarmee begon voor Trjn en de kleine meid een bikkelharde strijd om het bestaan. Opa Jan was intussen ook overleden. Oma van der Peet had nog twee dochters thuis, maar kon het niet aanzien dat Trijntje in grote moeilijkheden zat in Heemskerk. Zij vroeg Trijntje om naar Limmen te komen, dan kon zij op Emma passen als Trijntje op haar tuin in Heemskerk moest werken. Daar kwam nog bij dat ook haar dochter Ma weduwe geworden was. Haar man, Jan Kraakman, had een boerderij gehad in Noord-Bakkum maar na zijn overlijden was zij teruggekomen naar Limmen. 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 2000 | | pagina 37