Jaargang nr. 13 1999
LIMMEN IN DE TIJD VAN KONING WILLEM I
Toen Van Hogendorp in 1801 zijn "verklaring aan het Staatsbewind" schreef en daarin
stelde dat slechts een Oranjetelg Nederland zou mogen regeren, dacht hij vermoedelijk
aan het karakter van de gevluchte stadhouder Willem V, de vader van de latere koning
Willem I.
Van Hogendorp was een zeer ambitieus en jdel bestuurder en hij was vooral uit op
macht voor zich zelf.
Hij kende de gevluchte stadhouder goed en wist dus ook dat je aan zo'n man als koning
in Nederland een lammetje zou hebben.
Een sukkel, die je bij wijze van spreken wel even het land in kon sturen om de
'vierkante gatenboor' te zoeken.
Intussen zou hij, Hogendorp, de zaakjes in het land wel even naar zijn hand zetten en
de feitelijke macht uitoefenen.
"Die zoon van Willem V, Willem Frederik, zal wel behept zijn met de genen van z'n
vader," dacht Hogendorp, "dus de macht komt grotendeels aan mij, als ik Oranje terug
haal". Leuk bedacht, maar
Het zou hem niet meezitten, want waar hij niet aan gedacht had, was dat Willem
Frederik ook nog een moeder had waar hij de genen van zou kunnen erven.
En die moeder was toevallig wel Wilhelmina van Pruisen, die wij nog kennen van haar
avonturen bij Goejanverwellensluis in 1787: een tante met haar op heur kiezen.
Toen Van Hogendorp in november 1813 die zoon vol verwachting op het Scheveningse
strand begroette, dacht hij waarschijnlijk dat hijzelf de machtigste man van Nederland
zou worden.
Later is hem dat lelijk opgebroken, want Willem I bleek een autocratische monarch te
zijn, die zelf verzot was op macht en dus Van Hogendorp niet nodig had.
Nee, het klikte niet tussen die twee, en eigenlijk is dat allemaal een beetje tragisch: Van
Hogendorp biedt in 1813 "zijn" koning de
9