Jaargang nr. 12 1998
DE SCHOOL EN HET LIEFDESGESTICHT.
Reeds in de vorige eeuw werd vanuit het Bisdom met regelmaat gehamerd op de wens tot
bevordering van het katholiek onderwijs.
In 1868 komen de Bisschoppen met het volgende mandement:
Een katholiekkindmoetnoodzakelijk een katholieke opvoedinggenieten en een der
hulpmiddelen daartoe is de katholieke school.
In een brief van de Vereeniging tot bevordering van het Katholiek Onderwijs uit 1870 staat:
Het is een algemeen erkende waarheid, dat de eerste opvoeding van het aankomend
geslacht innig zamenhangt met het onderwijs, hetgeen aan het kind of aan de opgroeiende
jeugd in dat vroege tijdperk der ontwikkeling der geest en hart, wordt gegeven.
Van de vereniging kon men lid worden en natuurlijk ging de vereniging leden werven via de
parochiebesturen.
Er waren twee soorten leden: 'Werkende-' en 'Contribuerende leden'. Werkende leden
waren doorgaans de pastoor en de kerkmeesters. Zij moesten dienstbaar zijn aan het doel
en zoveel mogelijk contribuerende leden zien te werven.
En dat ging aanvankelijk niet eens zo slecht. Onder pastoor Scholten waren er 9 werkende
en 41 contribuerende leden.
De meesten uit die laatste groep gaven 100,- per jaar.
Dat was in 1875, een veelbelovend begin dus.
In 1881 waren er nog steeds 9 werkende leden, maar de contribuanten waren uitgedund
tot 19.
Maar dan in 1887 is de fut er toch uitgeraakt. Er zijn nog 6 werkende en 7 contribuanten
over.
De mensen menen dat een bijzondere school in Limmen niet nodig is, immers er zijn al 2
katholieke onderwijzers op de openbare school en waarom moet je toch zoveel
moeilijkheden aan de hand halen, vonden zij.
Pastoor Leesberg vond het blijkbaar wel goed zo, en dus bleef het verder stil. Tot in 1908
pastoor Peeperkorn als parochieherder was benoemd. Die besloot om de vastgelopen
wagon weer op de rails te tillen.
6