Jaargang nr. 12 1998
Het was een overwegend katholiek dorp en niemand voelde zich bedreigd of ten
achtergesteld door protestanten. Voor hen was emancipatie al lang een feit; omdat de
katholieken geen behoefte hadden aan strijd en de andersdenkenden zich niet bedreigd
voelden, werd er in vrede met elkaar geleefd.
Het soms krampachtige gedrag van pastoor werd met een onverschillig schouderophalen
afgedaan en men ging gewoon weer z'n eigen gang.
Moderne kleding voor vrouwen was onkuis. Een V-hals of vleeskleurige kousen dragen
was de duivel verzoeken. Draagsters van zulke kleding weigerde hij de communie.
Ook bij het catechismus onderwijs was hij zeer streng. Als iemand om welke reden dan
ook zijn les niet kon opzeggen, volgde er straf. Dat kon varieren van een harde klap in je
gezicht tot geknield voor-schande-liggen aan de communiebank tijdens de mis.
PASTOOR VERSUS MUZIEKKORPS.
Omdat er in feite geen onderscheid gemaakt werd tussen godsdiensten, was men ook niet
overtuigd van nut of noodzaak van katholieke culturele verenigingen.
Zo was het muziekkorps open voor iedereen die muzikaal was en wilde meedoen. Daar
zaten uiteraard ook niet-katholieken bij.
Overal waar hun optrede op prijs werd gesteld, was de muziek aanwezig en zo ook als er
in de kerk een processie werd gehouden.
Het woord Oecumene was toen nog slechts in woordenboeken te vinden, maar de
protestantse leden van het korps bliezen dapper mee bij zulke gelegenheden. Niemand die
zich daaraan stoorde.
Zolang pastoor nog niet al zijn schaapjes bij naam kende ging het goed. Maar toen de dag
kwam waarop hij ontdekte dat die Limmers maar wat aanrommelden en er niet-katholieken
in zijn kerk liturgische liederen bliezen, ontstak hij in woede.
Dat moest uit zijn: het moest 'n katholieke vereniging worden, oordeelde hij.
4