Jaargang nr. 12 1998 zoals de bollenkwekers in die tijd genoemd werden. In 1938 begon de internationale toestand er dreigend uit te zien. De economische crisis had inmiddels wel haar hoogtepunt bereikt en de oorlogsdreiging hing als een donkere wolk boven de angstige bevolking van Europa. Onze regering was er ook niet gerust op en begon geld beschikbaar te stellen voor het verbeteren van 's lands verdediging. Economisch gezien was dat voor de talloze werkelozen en voor het bedrijfsleven een geschenk uit de hemel. Jan werkte bij Valkering, maar kreeg met nog anderen ontslag wegens bezuinigingen. Bij de bollenbedrjven verdienden zij toen 18,30 per week dus erg veel vet dreef er niet op de ketel. Er moest zo snel mogelijk ander werk gevonden worden. Voor Jan werd dat vliegveld Bergen, waar defensie begonnen was met de aanleg van banen en hangars voor de vliegtuigen. Defensie had echter nog meer in petto: Jan werd samen met Jan van Duin en Jan Kramer opgeroepen om met werkkleding en dekens aan te treden voor werk in Veenendaal. De drie Jannen bivakkeerden daar in tenten, in het stro. De organisatie daar was ronduit erbarmelijk. Militaire kunnen waarschijnlijk wel aardig schieten met lood, maar bij het organiseren van werkzaamheden schieten zij meer dan ruimschoots mis. Als dan betrekkelijk zwaar lichamelijk werk voor een deel moest worden verricht door werkeloos geworden kantoor personeel, is de chaos compleet. En zo was dat in Veenendaal. Of dat klusje er de oorzaak van geweest is dat Nederland zich al na 5 dagen gewonnen moest geven tegen de Duitsers, zullen wij nooit weten. Wat we wel weten is dat de Jannen uit Limmen al na een week ieder 81,01 ontvingen. Lieve hemel dat was geld! En ze hadden naar hun gevoel nog nauwelijks iets nuttigs verricht. NOODWEER 40

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1998 | | pagina 41