Jaargang nr. 12 1998 verpakkingen, materialen en gereedschappen. De kleinere tuinder en de volkstuinder bleven nog lang klant van de detaillisten. Maar beiden waren een uitstervend soort. Groente is tegenwoordig een groot deel van het jaar vers te verkrijgen. Ze worden het hele jaar rond geteeld of vanuit alle windstreken aangevlogen. De verbindingen zijn nu zoveel beter, dat het moeilijk meer voor te stellen valt hoe het vroeger toeging. Toen had je alleen de groenten van het seizoen. Vrijwel iedereen had zijn stukje tuin en veel mensen 'kuilden' voor de winter hun voorraadje aardappelen, wortelen en witlof. In de winter had je verder nog uien en kool; bonen en erwten werden veel gegeten. En als de winter erg koud was, dan bevroor een deel van de gekuilde groente en dan had je alleen kool en bonen. Dat was dus heel eentonig eten en je was blij als de lente er weer bij kwam. Met het toenemen van de bevolking werden de kleine, onrendabele tuinen opgeslokt. Moestuinen verdwenen omdat de percelen rond de huizen kleiner werden en de grond duurder. De zuinigheid van de jaren '50 maakte plaats voor de weelde van de jaren '70. Wat je nog aan tuin had werd 'voor het mooi' gebruikt en niet langer 'voor het nut'. De detaillist werd doodgeconcurreerd door de postorderbedrijven en de tuincentra. En de laatste decennia zijn er steeds meer gezinnen gekomen met tweeverdieners, die eerder behoefte aan kant-en-klare maaltijden hadden dan aan rauwe groenten uit de winkel of uit eigen tuin. TOVENAARSLEERLING De firma Nuyens was echter al lang niet meer uitsluitend afhankelijk van die cliëntèle. Ach ter de winkel speelde zich de grotere handel af. In bemesting en gewasbescherming had de firma zich inmiddels een grote ervaring en reputatie verworven. Want elk gewas en elke plaag vraagt een andere behandeling voor het optimale effect. De origine van het advieswerk ligt voor een deel in de uitbreiding van het werkterrein van de Limmer bollenboeren. Die gingen de teelt van hun bollen uitbesteden ('op contract zetten') bij boeren in bv. Zeeland, Brabant en later de Noordoost polder. Vette grond en een zacht klimaat; de bollen werden best dik en het jaar erop bloeiden ze iets vroeger. Dus dat was kaasie. Maar die boeren hadden weinig kaas gegeten van de bollenteelt, dus als er rottigheid was moest zo'n bollenboer ter plaatse poolshoogte gaan nemen. En gaandeweg werd Cor meegesleept, want twee weten er nu eenmaal meer dan één en hij moest uiteindelijk toch de spullen leveren. Dan kon Cor dus behandelingsprogramma's opstellen en met de ervaringen, die hij bij de een opdeed, kon hij bij anderen zijn naam waarmaken. 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1998 | | pagina 29