Jaargang nr. 12 1998
burgelijk huwelijk niets voor, even min als een burgeljke scheiding.
Zondags op de preekstoel kreeg de arme dokter er van langs.
Een donderpreek maakte duidelijk dat wie zich zou inlaten met die zondaar, zelf zonde
bedreef.
Dat kwam bij de arts over als een banvloek. Hij schok niet weinig van zoveel kwaadaardige
retoriek en bereidde zich in gedachten al voor op z'n aftocht.
Immers, in een dorp van pl.m. 2500 inwoners, waarvan 80% katholiek was en waarvan de
pastoor z'n mensen verbiedt zich door de dokter te laten behandelen, was geen droog
brood te verdienen, dacht hij.
Tot z'n grote verbazing gebeurde er echter niets. Hem werd wel te verstaan gegeven dat
hij niet meer bij de oudjes in het Maria Oord mocht komen, maar verder bleven de mensen
gewoon naar zijn praktijk komen.
Zij vonden dat dokter gelijk had; dat eerste vrouwtje was immers niks, en tenslotte konden
zij zich daar ook niet mee bemoeien, dat was zijn zaak.
Het was een bekwame dokter, en dat was voor hun belangrijk.
Vanaf dat moment leerde de jonge dokter de ruimhartige geest van de Limmers kennen.
Zij vonden hun pastoor een beste brave man, maar hij was een tikkeltje te conservatief,
naar hun mening en de dokter deed erg z'n best en stond voor iedereen klaar.
Na jaren kwam de kerkelijke scheiding tot stand en gingen de dokter en z'n vrouw ook voor
de kerk trouwen.
Pastoor Peeperkorn was een van de eerste die het echtpaar ging feliciteren. Dat kon hij
met recht doen, nu de scheiding voldeed aan het kerkelijk recht en de dokter weer op het
rechte pad was.
15