Jaargang nr. 11 1997
toch hoe je de hemel kon verdienen, hij had er voor doorgeleerd. Als je nu maar niet opstandig was
en je lot geduldig droeg, kwam het wel goed met je.
Ik was al 19 toen ik voor het eerst in de trein stapte, op weg naar de militaire dienst.
Voor mij was dat een gratis avontuur want op eigen initiatief zou ik zo'n reis nooit hebben kunnen
maken.
Toen kwam ik er achter dat lang niet iedereen zo gehoorzaam en volgzaam was als wij. De
socialisten pikten het niet dat de arbeiders werden uitgebuit; die waren wel opstandig en daar
stond ik met bewondering naar te kijken.
Bij ons werkten de meeste arbeiders toen bij de bollenkwekers en daar verdienden zij 18,- per
week mee. Dan werkten zij in de zomer van 's morgens 6 tot 's avonds 7 uur en in de herfst van
licht tot donker; 's zaterdags mochten zij om 4 uur naar huis.
In de winter was er voor de meesten geen werk op de tuin en dan waren zij werkeloos. Dan
moesten zij "stempelen" d.w.z. iedere dag een handtekening komen zetten en daarvoor ontvingen
de getrouwden dan 11,- steun per week.
Ondanks al die armoede verloren die werkmensen kun gevoel voor humor niet en dat hield hun
waarschijnlijk op de been.
Zo herinner ik mij een gedichtje op-de-uitbetaaldag, uit die tijd. Dat luidde: "O zaterdag O zaterdag,
O schoonste dag der dagen, 's morgens nog geheel platzak, 's avonds kan je 't nauweljks dragen."
Waarmee dan spottend de achttien guldentjes werden bedoeld.
Meer van dat soort spottende humor maakte dat zij met hun ellende konden omgaan; het leven
werd er een beetje gekruid door.
Wij jongeren hadden onze verenigingen en natuurljk de toneelclub. Dat was een enorme steun
voor ons en ook een mooie uitlaatklep, immers in de humor is erg veel getolereerd.
Bedenk, als het winterdag was liepen wij met vier grote jongens werkeloos; geld kwam er dan bij
ons niet binnen in de winter. De meeste mensen hadden echter een tuintje waarin aardappelen,
36