4?, Êjerg vfcn an Su&rè I \fan P Jaargang nr. 11 1997 grootte'. Hier zijn het stukken land met sloten afgescheiden. Een andere betekenis is: 'elk stuk land dat door een of andere afgrenzing aan de gemeenschappelijke gronden was onttrokken'. Particuliere grond tegenover in gemeenschap gebruikte grond. De 'Jan Verduijnskamp' is van een Akersloter boer geweest en naar hem vernoemd. Het perceel ten oosten heet 'de drie morgen'. De morgen is ±0,8 bunder. Het perceel meet in de kadasteropgave 2,6 bunder, en dat is ±3,2 morgen. Het perceeltje erboven, 'de Stad Haarlem', was in 't begin van 1600 in het bezit van die stad. Daarvóór was het van een Haarlems klooster. Tijdens de Reformatie (±1580) werden de goederen van katholieke instellingen door de Staten afgepakt en in eigendom gegeven aan o.a. de steden. In 1830 vermeldt de 'tabel van classificatie der grondeigendommen' over de aanwas- stukjes (dergen) aan de rand van 't Die: "rietlanden, bestaande uit aangewonnen stroken in het Die, zijn weinig geschikt tot dekken van huizen, doch meest gebezigd wordende tot branden, en strooijen van het vee." Overigens werd het riet in de 20e eeuw gebruikt voor het afdekken van bloembollen. Deze dergen droegen geen naam. '(Riet)derg' of 'darg' is een Zaans woord, maar komt ook elders in Kennemerland voor. Het betekent: 'rietstroken langs de zoom van een stuk land, staande in 't water'. Ook de stukjes land ervóór noemt men derg. Het N.H.L. was zo vriendelijk mij de (recente) namen van deze jonge perceeltjes te geven. Aardig is te weten dat de tweede derg ten zuiden van de 21

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Stichting Oud Limmen | 1997 | | pagina 22